Boogschuttersterrein in het Nachtegalenpark
Alexander Dumarey

Bruisende plekken: nergens haalde België zoveel gouden medailles als op deze verdoken plek

In de reeks "Bruisende plekken" ontdekken VRT-journalist Jos Vandervelden en fotograaf Alexander Dumarey de plaatsen waar ooit mensen feestten, dansten, vierden of genoten. Maar waar de sporen van de geschiedenis zo goed als weggevaagd zijn en voorbijgangers niet beseffen dat ze geschiedenis onder hun voeten hebben. Vandaag: de plek in Antwerpen waar de gouden medailles voor België uit de lucht werden geschoten.

Niet Gaston Roelants, Ivo Vandamme, Frederik Deburghgraeve of Nafi Thiam is de grootste olympische atleet in België. Het is boogschutter Hubert Van Innis. Tot op de dag van vandaag deed geen enkele Belgische sportman beter dan de "Wilhelm Tell" van Brabant. Ter verschoning van de anderen, Van Innis deed het in een kleine sport, in een andere tijd, met weinig fairplay en nog minder tegenstand.

Affiche voor de Olympische Spelen in 1920

Met zijn 9 medailles staat Hubert Van Innis nog altijd in de top 20 van beste olympische sporters aller tijden, een lijst aangevoerd door zwemmer Michael Phelps. De grond waarop hij zijn grootste succes had, was ook nog eens Belgisch, het schuttersveld in het Nachtegalenpark in Antwerpen. De stad Antwerpen was tussen 20 april en 12 september 1920 gaststad van de Olympische Spelen, de "VIIe Olympiade". Zes medailles mocht Van Innis in 1920 rond zijn nek hangen waaronder vier gouden. Twintig jaar eerder had hij in Parijs al drie olympische prijzen binnengehaald.

Zilveren tafelbestekken als trofee

Hubert Van Innis was afkomstig uit het Brabantse Elewijt. Op zijn veertiende won hij al de Grote Prijs van de Koningin van Nederland. Vijftig jaar bleef hij aan de top, terwijl hij aan de kost kwam met het uitbaten van een bierhandel. Van Innis was al 54 toen hij in Antwerpen hoofdvogels afschoot. Op 67-jarige leeftijd werd hij in London voor de laatste keer wereldkampioen. In die tijd kon het nog allemaal. De overleveringen willen dat hij meer dan 350 zilveren tafelbestekken won, de gebruikelijke trofee in het boogschieten van zijn tijd. Van Innis deelde zijn bestekken joviaal uit, net als zijn medailles. Vandaar dat verschillende van zijn gouden plakken verdwenen zijn.

Borstbeeld van Van Innis in Elewijt
Alexander Dumarey

In Elewijt en omgeving was Van Innis een fenomeen. In het restaurant van zijn familie had hij de eerste staande wip in een overdekte ruimte geïntroduceerd. Zelfs koning Leopold II -zelf ook bezitter van een handboog- kwam Van Innis opzoeken in Elewijt. Boogschieten was in Vlaanderen als georganiseerde sport erg populair geworden. Pijl en boog waren als oorlogstuig of jachtwapen in onbruik geraakt. De laatste schuttersverenigingen -maatschappijen of gilden genoemd- werden tijdens de Franse overheersing ontwapend. Na de Fransen kwamen ze echter terug, evenwel omgevormd tot vrijetijdsclubs die van het oude boogschuttersmetier een sport maakten. Boogschieten was een sport met standing geworden, waar vooral de gegoede klasse op zondagen op af kwam.

Staande wip en doelschieten

Van de olympische boogschutterscompetitie van 1920 is weinig bewaard gebleven, ondanks het Belgisch succes.  Het had alles te maken met het amateurisme en de twijfelachtige organisatie van de competitie in het Nachtegalenpark. Er werd enkel geschoten in onderdelen waar Belgen bedreven in waren: de staande wip en het doelschieten. Alleen Fransen en Nederlanders gingen de uitdaging aan. Het leverde de Belgische ploeg tientallen medailles op.

Boogschuttersterrein in het Nachtegalenpark
Alexander Dumarey

De geruchten waren bovendien niet fraai. Tijdens het aantreden van Nederlandse schutters zong het publiek luidkeels het Belgisch volkslied. De beschuldigingen van Nederlandse kranten achteraf gingen nog verder. De Belgen zouden Van Innis aan goud hebben geholpen door andere deelnemers wijs te maken dat de wedstrijd niet zou doorgaan. Wat er ook van waar is, Hubert Van Innis staat tot vandaag, en voor altijd in de olympisch tabellen.

Enkel hoge hoeden, geen petten

De belangstelling voor de Antwerpse Olympiade was zeer matig. Sporten als voetbal, worstelen en zwemmen lokten veel volk. Voor vele andere, vaak ongekende sporten bleven de tribunes leeg. De hoge toegangsprijzen deden de opkomst ook al geen goed. Enkel hoge hoeden, maar geen petten, schreven commentatoren die zagen dat vooral welgestelden zich een bezoek konden veroorloven. Veel sportevenementen waren chaotisch georganiseerd. Sporters zorgden voor overlast in de stad. Zelfs koning Albert I die de Spelen had geopend, kon zijn ontgoocheling niet verbergen. Bij het doven van de olympische vlam op 12 september moest het Belgisch Olympisch Comité vaststellen dat het failliet was.

Bekijk hier een reportage over Hubert Van Innis

Videospeler inladen...

Antwerpen had natuurlijk excuses bij de vleet. De stad moest het dure evenement organiseren in het kielzog van een afschuwelijke oorlog en had daar amper een jaar tijd voor gekregen. In Antwerpen lagen zelfs nog oorlogsslachtoffers in de ziekenhuizen. Talrijke landen lieten verstek gaan omdat ze kampten met de naweeën van de oorlog of met sociale onrust. Een geluk voor de stad, de zin om op te staan uit het tranendal van de oorlog was zo groot dat de stad veel vergeven werd.

Groen stadseiland

Het had niet veel gescheeld of in het Nachtegalenpark was het Olympisch Stadion gebouwd. De kosten voor een totaal nieuw stadion waren te hoog waarna besloten werd het nabijgelegen voetbalstadion van Beerschot een olympische facelift te geven. Veel disciplines vonden nochtans elders plaats: boksen in de Zoo, schermen in het Brussels Egmontpaleis, roeien op het kanaal van Willebroek of schieten in het Kamp van Beverlo. Voor een boogschuttersterrein moest niet ver gezocht worden. Dat lag er al in het Nachtegalenpark. 

 
Het voetbalstadion van Beerschot

Het Nachtegalenpark is een samenvoeging van drie oude kasteeldomeinen. Het begin van de domeinen Middelheim, Vogelzang en De Brandt gaat al terug tot de dertiende eeuw. Wat ooit bosrijke natuur was buiten de stadspoorten is nu een door bebouwing en wegen omsingeld groen stadseiland. Het Nachtegalenpark had groter kunnen zijn, maar ook veel kleiner. In de jaren die vooraf gingen aan de Spelen van 1920 stonden de domeinen zwaar onder druk. Stad Antwerpen en de gemeenten Wilrijk en Berchem lonkten allemaal naar de open gronden om verkavelingen te vergunnen. Uiteindelijk zouden alle domeinen bij de stad Antwerpen gevoegd worden en bleef een park van 90 hectare over. Even zoveel grond werd verdeeld als bouwkavels. De Antwerpse Ring, de Craeybeckstunnel en de inplanting van gebouwen zoals het Middelheimziekenhuis betonneerden na de Tweede Wereldoorlog blijvend de grenzen van het park.

Nog steeds wordt de handboog opgespannen in het Nachtegalenpark. De Koninklijke Wipmaatschappij La Renaissance heeft er haar clublokaal en terrein met staande wip. Ook in Elewijt leeft de traditie verder met de Koninklijke Wipschutters Sint-Hubertus. Hubert Van Innis heeft aan zijn prestatie in het dorp een borstbeeld over gehouden, langs de Tervuursesteenweg, daar waar ooit een schuttersweide lag. Zijn medaillewinnende boog is te bewonderen in het "Museum van het Boogschieten" in Rixensart.

 
Boogschuttersterrein in het Nachtegalenpark
Alexander Dumarey

Volg onze fotograaf op Instagram

Meest gelezen