Blijven de pensioenen betaalbaar na de Moesen-norm?

Is het haalbaar om de Moesen-norm in te voeren, om alle overheidsuitgaven voor enkele jaren te bevriezen, zoals de N-VA voorstelt? Wij deden de berekening.

De volgende regering heeft een erg zware opdracht. Mede onder druk van Europa moet er zwaar bespaard worden om het begrotingstekort weg te werken. De laatste weken wordt in deze context steeds vaker gesproken over de “Moesen-norm”: een bevriezing van alle overheidsuitgaven om de begroting te redden.

De vraag is echter: is dit haalbaar? Houden we, na toepassing van de Moesen-norm, nog genoeg geld over om de pensioenen te betalen? De prijs van de pensioenen stijgt tegen 2019 namelijk met 10,5 miljard euro.

Wat betekent de Moesen-norm?

Vorig jaar had België nog een begrotingstekort van 10 miljard euro. Dat is 2,7 procent van het bruto binnenlands product. Op bevel van Europa moet ons land tegen 2016 een begroting in evenwicht hebben, zonder tekorten. Er moet dus bespaard worden door de volgende regering.

Volgens Wim Moesen, emeritus professor Publieke Financiën aan de KU Leuven, kunnen we besparen - en dus de begroting in evenwicht brengen - als we alle uitgaven twee jaar lang “bevriezen”. Dat betekent dat de overheid de komende twee jaar niet meer mag uitgeven dan wat ze dit jaar heeft uitgegeven. In de Wetstraat noemt men deze “bevriezing” al enige tijd de “Moesen-norm”.

Er zijn echter verschillende manieren waarop de overheid de uitgaven kan "bevriezen". In de eerste plaats is er de interpretatie van bedenker Wim Moesen zelf. In zijn interpretatie heeft hij het over een “reële bevriezing”, wat betekent dat de overheidsuitgaven enkel geïndexeerd mogen worden. De uitgaven mogen dus stijgen om de inflatie, of de stijging van de prijzen, te compenseren.

We passen de redenering van professor Moesen toe op de totale uitgaven van 2015. Dit zijn de uitgaven op elk niveau: federaal, regionaal en lokaal.

Reële bevriezing

Overheidsuitgaven 2014: 208 miljard euro

Verwachte inflatie 2015: 1,55%
Overheidsuitgaven 2015: 208 miljard euro * 1,55% = 211,2 miljard euro

Bron: Planbureau

"Nog te weinig, maar haalbaar"

De professor zelf denkt dat een dergelijke bevriezing ons in 2016 zal leiden tot een tekort van 0,6 tot 1 procent van het bbp. “Dat is nog steeds te weinig volgens Europa”, vertelt Wim Moesen ons, “maar desalniettemin een haalbaar traject.”

Nominale bevriezing

De Moesen-norm kan op een nog andere manier geïnterpreteerd worden. Er gaan namelijk stemmen op om de overheidsuitgaven niet reëel, maar nominaal te bevriezen. Dat betekent dat de uitgaven jaar na jaar dezelfde blijven, zonder aangepast te worden aan de inflatie. Toegepast op de uitgaven van volgend jaar, geeft dat het volgende scenario:

Overheidsuitgaven 2014: 208 miljard euro
Overheidsuitgaven 2015: 208 miljard euro

Een nominale bevriezing is strenger dan een reële. Aangezien prijzen stijgen, zal met een gelijk budget steeds minder uitgevoerd kunnen worden. Aan de andere kant zal met deze maatregel sneller bespaard kunnen worden en de begroting sneller in evenwicht komen.

Een recente studie van de Nationale Bank van België wees uit dat we met een nominale bevriezing in 2015 het begrotingstekort zouden kunnen terugdringen naar 0,3 procent. Met een reële bevriezing - ook zachte bevriezing genoemd - kunnen we het tekort slechts terugdringen tot 1,6 procent in 2015.

De prijs van de pensioenen

De vraag is nu: is de Moesen-norm haalbaar? En wat zouden de gevolgen zijn van een nominale bevriezing? Kunnen we - na toepassing van één van beide normen - de komende jaren pakweg de pensioenen blijven betalen?

In de eerste plaats onderzochten we hoeveel de pensioenen ons de komende jaren extra gaan kosten. Door de vergrijzing gaan namelijk elk jaar meer mensen op pensioen. Idealiter zou de Moesen-norm - een reële bevriezing dus - voldoende ruimte moeten bieden om die extra pensioenen te kunnen betalen.

Navraag bij het Planbureau leerde ons het volgende: de pensioenen kosten ons momenteel 41,8 miljard euro per jaar. Projecties van het Planbureau tonen echter aan dat we in 2019 minstens 52,3 miljard nodig zullen hebben om alle pensioenen uit te betalen. Dat is een toename van maar liefst 10,5 miljard euro op vijf jaar tijd.

Kosten van de pensioenen tot en met 2019

2014: 41,8 miljard euro

2015: 43,3 miljard euro + 1,5 miljard euro tov 2014

2016: 45,3 miljard euro + 3,5 miljard euro tov 2014

2019: 52,3 miljard euro + 10,5 miljard euro tov 2014

Bron: Planbureau

Als we nu de Moesen-norm - een reële bevriezing - toepassen op de totale overheidsuitgaven van 2014, geeft dit ons in 2015 een budget van 211,2 miljard euro. Dat is 3,2 miljard meer dan dit jaar.

Toepassing reële bevriezing

Totale overheidsuitgaven

2014: 208 milajrd euro

2015: 208 milajrd euro * 1,55 % inflatie = 211,2 miljard euro

= +3,2 miljard euro meer dan in 2014

Bron: Planbureau

Wat blijkt? Een stijging van 3,2 miljard euro - uitsluitend door de uitgaven te indexeren - geeft ons voldoende ruimte om de stijging van de pensioenlasten - 1,5 miljard euro - op te vangen. Bovendien blijft er nog 1,7 miljard over om bijvoorbeeld loonlasten aan te pakken, of leeflonen en andere uitkeringen op te trekken tot de armoedegrens.

Maar als we echter een nominale bevriezing doorvoeren, leidt dit tot de volgende situatie:

Toepassing nominale bevriezing

Totale overheidsuitgaven:

2014: 208 miljard euro

2015: 208 miljard euro = + 0 euro

           Extra pensioenkosten van 1,5 miljard euro

Bron: Planbureau

Met een nominale bevriezing beschikken we in 2015 over 208 miljard euro, net evenveel als in 2014. Er is geen budget om de pensioenen op te vangen. De 1,5 miljard zal elders moeten worden gehaald.

Haalbaar?

Conclusie: Reële bevriezing op alle niveaus geeft ons voldoende ruimte om de pensioenen te kunnen blijven betalen. Bij een nominale bevriezing zou hard bespaard moeten worden. In 2016 zou 3,5 miljard euro elders gehaald moeten worden.

Meest gelezen