Winston Churchill aan het Belgisch Front

Begin 1916 kreeg de Britse politicus Winston Churchill het bevel over het 6e bataljon van de Royal Scots Fusiliers in Ploegsteert, in het uiterste zuiden van de Belgische Westhoek. Amper twee maanden eerder was hij opgestapt uit de Britse regering. De voormalige minister van de machtige Britse marine voerde nu het bevel over amper 700 man.

Winston Churchill had in mei 1915 de uiterst belangrijke portefeuille van Marine moeten opgeven in ruil voor een onbelangrijke ministerspost in de Britse regering. Toen hij enkele maanden later merkte dat hij helemaal opzij werd gezet, nam hij ontslag.

De voornaamste oorzaak voor deze politieke degradatie was de rampzalige operatie in Gallipoli, waar Churchill zwaar voor geijverd had. Hij werd verantwoordelijk geacht voor dit fiasco.

Churchill voelde zich uitgerangeerd en raakte depressief. Uiteindelijk meende hij zijn ontembare energie beter te gebruiken aan het front.

Churchill was opgeleid als cavalerie-officier. Voor hij in 1900 in het parlement verkozen werd, had hij in enkele koloniale oorlogen gevochten en daar blijk gegeven van grote moed, bijna van roekeloosheid.

Churchill moest trouwens eerst een paar weken trainen bij de Grenadier Guards in Frankrijk alvorens hij naar het front werd gezonden.

Bataljonscommandant

Spectaculair was zijn militaire comeback niet.

De man die het jaar daarvoor nog verantwoordelijk was geweest voor de grootste oorlogsvloot die de wereld ooit gekend had, voerde nu het bevel over een gewoon bataljon, dat door de zware gevechten van de voorgaande maanden in Noord-Frankrijk sterk was uitgedund tot zo’n 700 man, in plaats van een duizendtal.

Churchill had op een hogere functie gehoopt door de steun te vragen van de Britse opperbevelhebber aan het Westelijk Front, veldmaarschalk French. Hij was met French bevriend, maar helaas voor hem moest de opperbevelhebber eind 1915 zelf ontslag nemen. 

De oud-minister moest dus militaire roem nastreven als bataljonscommandant. Hij kreeg de tijdelijke rang van luitenant-kolonel, terwijl hij het in zijn eerdere militaire carrière niet verder dan luitenant had gebracht. Er was hem bovendien min of meer beloofd dat hij snel het commando over een brigade kon krijgen. In het toenmalige Britse leger konden relaties binnen hogere kringen tot veel leiden... 

Churchill tussen de officieren van het 6e bataljon van de Royal Scots Fusiliers

Ploegsteert, alias Plug Street

Churchill trad aan toen zijn bataljon zich vestigde aan de frontlijn in het dorp Ploegsteert ten zuiden van Ieper (nu een deel van de Waalse gemeente Komen-Waasten). Bij de Britten stond Ploegsteert bekend als Plug Street.

Het bataljonshoofdkwartier lag in een klooster nabij de dorpskern van Ploegsteert op enkele honderden meters van de Franse grens bij Armentières. Als het bataljon met rust was, verbleef het in dat dorp.

Het lag in een sector die tot dan vrij rustig was gebleven. De meeste huizen waren nog intact en een gedeelte van de bevolking was er blijven wonen.

De mannen van zijn bataljon waren eerst niet enthousiast met de komst van een beroemdheid als commandant. Ze vreesden dat de Duitsers daarvan op de hoogte zouden zijn en hun sector extra onder vuur zou nemen. Churchill dacht van niet, want anders, zo merkte hij in zijn typische stijl op, zouden ze de hele streek al hebben verwoest.

Overigens werd Ploegsteert tijdens zijn verblijf aldaar wel degelijk beschoten en overleefde hij een paar keer op het nippertje een granaatinslag. Zo werd het huis waarin hij verbleef, getroffen door een granaat, net nadat hij voor het eerst sinds lang een behoorlijk bad had kunnen nemen. Hij was ongedeerd… maar zat helemaal onder het stof.

In 1913 had Churchill leren vliegen. Tijdens zijn verlof vloog hij zelf van België naar Engeland, tot ontzetting van zijn vrouw.

Frontlijn

De frontlijn zelf liep ten oosten van het dorp, tussen de Leie en de heuvelrug van Mesen, langs het Bos van Ploegsteert (waar nu nog een militaire begraafplaats is).

Als het bataljon naar de voorste frontlinies trok, had Churchill zijn hoofdkwartier in de kelders van een gedeeltelijk vernielde boerderij, zo’n 500 meter achter de loopgraven. Daar overnachtte hij ook. De plek was netjes en beschut tegen het vocht, zo merkte hij op, maar werd regelmatig onder vuur genomen en af en toe sloeg ook hier een granaat in.

Hoewel hij niet zo jong meer was en gewend aan het leven van de upper class, nam hij met een typisch Engelse flegma genoegen met deze oncomfortabele situatie. Wel had de lekkerbek Churchill een probleem met de soldatenkost.

In een brief aan zijn vrouw vroeg hij haar allerlei lekkernijen op te sturen, zoals ham, room, vleespastei en de befaamde Engelse Stiltonkaas, want “het vlees van ons rantsoen is taai en smaakloos en overdag kunnen we geen vuur gebruiken”.

Militaire kaart van Ploegsteert begin 1916. In het rood de Duitse frontlijn, links het dorp, centraal  Ploegsteertbos/Plugstreetwood

In zijn korte tijd als commandant kreeg hij wel de sympathie en de bewondering van zijn troepen. Volgens een oudgediende van het bataljon heeft nooit een populairder officier het bevel gevoerd.

Hij gaf altijd zelf het voorbeeld van moed en had begrip voor de problemen waarin zijn manschappen verkeerden. Van kadaverdiscipline moest hij niet weten.

Zo inspecteerde hij op een nacht de loopgraven om te weten of de borstwering wel dik genoeg was om kogels tegen te houden. Met een meetstok in de hand om de dikte te peilen, liep hij daarbij langs de buitenkant van de loopgraven over de hele linie van het bataljon.

Toen er Duitse machinegeweren weerklonken, deed hij gewoon voort, hoewel de officier die hem vergezelde al lang dekking had gezocht.

Churchill met Franse helm tussen Britse en Franse militairen

Drie maanden aaan het front

Met uitzondering van twee weken verlof in maart, die hij in Londen doorbracht, bleef Churchill drie maanden bij het bataljon in Ploegsteert. Toen werd zijn bataljon samengevoegd met een ander. Churchill raakte zijn commando kwijt en hield het voor bekeken.

Hij was al die tijd parlementslid gebleven – tijdens zijn verlof hield hij zelfs een rede in het Lagerhuis – en vroeg ontslag uit het leger om zijn parlementair werk te hervatten. Dit werd hem meteen (7 mei) verleend.

Het zou nog meer dan een jaar duren vooraleer hij opnieuw minister werd. In die tijd verdrong hij zijn frustraties vooral met schilderen. Hij had leren schilderen om uit zijn depressie te geraken. Een van zijn eerste werken, uit 1916, toont Ploegsteert onder vuur.

De drie maanden verblijf van Churchill aan het front hebben weinig sporen nagelaten. In Ploegsteert staat een monument dat aan hem herinnert.

Gedenksteen voor het verblijf van Churchill in de gevel van het gemeentehuis van Komen ( foto Jean-Pol Grandmont)

Parlementsleden aan het front

Winston Churchill was lang niet het enige parlementslid dat tijdens de oorlog aan het front was.

In veel landen namen parlementsleden die (reserve)officier waren, tijdens de oorlog opnieuw dienst in het leger. Voor de vele Britse aristocraten in het parlement was dit niet meer dan normaal.

In sommige landen werden dienstplichtige parlementsleden opgeroepen, want hun mandaat onttrok hen niet aan de dienstplicht. In Frankrijk, waar vlak voor het begin van de oorlog verkiezingen waren gehouden, moesten enkele pas verkozen jonge kamerleden vrijwel meteen naar het leger.

In tegenstelling tot wat vaak gezegd werd, maakten de meeste parlementsleden geen gebruik van hun politieke connecties om een “veilige” plaats in het leger te bekomen. Ze betaalden dan ook hun deel van de dodentol.

In Groot-Brittannië verloren 22 leden van het Lagerhuis en 20 van het Hogerhuis het leven tijdens de oorlog. Hun namen worden vermeld op het Parliamentary War Memorial in het parlementsgebouw.

In Frankrijk sneuvelden 17 afgevaardigden in de gevechten. Een senator die tevens luchtvaartpionier was (hij zou zelfs als eerste een vliegtuig in zijn verkiezingscampagne hebben gebruikt) stierf als piloot.

Detail van het Parliamentary War Memorial in het Parlementsgebouw in Londen

Meest gelezen