Meer testen, dus meer besmettingen? Ja, maar cijfers tonen dat er meer aan de hand is

Het is een vraag die we van veel mensen krijgen: hoe zit het nu precies met die stijgende coronabesmettingen? Zijn die niet gewoon een logisch gevolg van het stijgende aantal tests? En moeten we ons dan wel zorgen maken?

Elke dag opnieuw brengt het wetenschappelijk instituut Sciensano de nieuwste cijfers over het coronavirus: de evolutie van het aantal nieuwe besmettingen, het aantal ziekenhuisopnames en het aantal overlijdens. Na een kalmere periode is het aantal nieuwe besmettingen nu al een tiental dagen aan het stijgen. Maar tegelijk wordt er ook meer getest: "Deze week hebben we voor het eerst meer dan 30.000 tests kunnen uitvoeren", zei bevoegd minister Philippe De Backer (Open VLD) vorige week in "De ochtend" op Radio 1. Is het dan niet logisch dat er ook meer besmettingen gevonden worden?

Eerst nog even een niet onbelangrijke waarschuwing: een volledig correcte berekening valt eigenlijk niet te maken. Sciensano maakt niet bekend hoeveel positieve tests er zijn, wel hoeveel mensen besmet zijn.

Dat klinkt hetzelfde, maar dat is het niet: stel dat iemand zich twee keer laat testen, twee keer met positief resultaat. Dan wordt die persoon twee keer geteld bij het totaal aantal tests, maar slechts één keer bij de positieve mensen.

Om helemaal correct te zijn, zou je dus het aantal positieve tests moeten kunnen afzetten tegen het totaal aantal uitgevoerde tests, of het aantal besmette mensen tegenover het totaal aantal geteste mensen. Aangezien dat niet kan, doen we het met de cijfers die wel beschikbaar zijn: het aantal besmette mensen tegenover het aantal uitgevoerde tests.

Op lange termijn: relatief minder positieve tests

Zien we dan dat de stijging van het aantal besmette mensen veroorzaakt wordt door een stijging van het aantal tests? Ja en nee. Op langere termijn bekeken is dat inderdaad zo. Om een voorbeeld te geven: vorige vrijdag, 11 september, werden er voor het eerst weer meer dan 1.000 besmettingen in één dag tijd ontdekt. Dat was van 21 april geleden.

Maar op 21 april werden er maar 10.879 tests uitgevoerd, en op 11 september waren dat er 34.944. Op 21 april testte met andere woorden bijna 12 procent van de mensen positief, op 11 september was dat maar 3 procent.

Kortom: dat er op 11 september bijna evenveel mensen positief testten als op 21 april, komt omdat er op 11 september meer mensen onderzocht zijn. Daar hoort nog wel een nuance bij: op 21 april waren er veel minder tests beschikbaar en dus werden mensen alleen getest als ze duidelijke symptomen hadden. Op 11 september zijn ook veel mensen getest die niet ziek leken, maar die misschien contact hadden gehad met een besmette persoon. Het is dan ook logisch dat het aantal positieve tests op 21 april veel hoger lag.  

Kijk ook naar wie getest wordt

Die laatste bedenking is trouwens iets wat we ook vandaag nog in het achterhoofd moeten houden als we vergelijkingen maken: "Op de kaart van België zie je dat in Brussel 5 procent van de mensen positief test", vertelde longarts Marc Noppen, die gedelegeerd bestuurder is van het UZ Brussel, in "De Ochtend" op Radio 1.

"Maar dan moet je ook kijken wie er getest wordt. In het UZ Brussel testen we iedereen die binnenkomt voor een geplande opname en dan zien we dat maar 1 procent van de mensen positief test. Je zult ook een ander beeld krijgen in de Kanaalzone, waar mensen dicht bij elkaar wonen, dan in het rijkere zuidoosten van Brussel."

Je zult meer vinden als je meer zoekt. Maar je gaat ook meer zoeken als er meer te vinden is. Het is de kip of het ei

Brecht Devleeschauwer, Sciensano

Een tweede nuance geeft Brecht Devleeschauwer van Sciensano: "Je kunt zeggen dat er meer positieve gevallen zijn omdat er meer getest wordt. Maar omgekeerd merk je ook dat er meer getest wordt als er meer positieve gevallen zijn. Want dan zullen meer mensen zich melden bij de dokter omdat ze symptomen hebben of omdat ze in contact zijn geweest met iemand die besmet is. Het is dus een beetje de kip of het ei."

Op korte termijn: het virus wordt wel degelijk sterker

Dat gezegd hebbende, is het goed om eens naar de cijfers van de laatste tien dagen te kijken. Op 6 september werd voor het eerst een stijging gemeld, voor de periode van 27 augustus tot 2 september. In die week werden elke dag gemiddeld 21.998 tests afgenomen, wat gemiddeld 462 positieve resultaten gaf.

Omgerekend: een positiviteitsratio van 2,1 (per 100 tests zijn er 2,1 positief). En sindsdien is die positiviteitsratio blijven stijgen, naar een gemiddelde van 2,5 op weekbasis. De Wereldgezondheidsorganisatie beschouwt een cijfer van 5 of hoger als problematisch - omdat het wil zeggen dat er veel mensen besmet raken of dat er te weinig getest wordt.

Conclusie? Ja, er wordt nu meer getest dan bij de eerste golf van het coronavirus in het voorjaar. En in verhouding worden er nu minder positieve gevallen gevonden dan toen. Maar de laatste tien dagen stijgt het aantal positieve gevallen sneller dan het totaal aantal tests. Dat wijst erop dat het virus wel degelijk meer verspreid raakt. 

Reproductiegetal R stijgt ook

Dat blijkt ook uit het zogenoemde reproductiegetal, dat aangeeft hoeveel mensen er gemiddeld besmet worden door iemand die drager is van het virus. Sciensano berekent dat op basis van het aantal ziekenhuisopnames. Als dat reproductiegetal boven de 1 ligt, wil dat zeggen dat het virus in kracht toeneemt.

Op 4 september lag het nog op 0,97. Sindsdien is het blijven stijgen en op dit ogenblik staat het op 1,4. Ook dat reproductiegetal toont dus aan dat het virus zich meer verspreidt. En dat is nog iets onrustwekkender, want het wil zeggen dat het aantal ziekenhuisopnames sterk aan het stijgen is. Het aantal mensen dat ziek wordt door Covid-19, neemt dus ook toe.

Dat is niet onlogisch, zei viroloog Marc Van Ranst gisteravond in "Terzake": "Wanneer het bij de kinderen en jongere mensen zou blijven, geen probleem. Die komen niet in het ziekenhuis terecht, de ziekenhuissector gaan we zo niet overbelasten. Maar we weten uit Frankrijk en Spanje, die onze epidemie een beetje voor zijn, dat het daar van de jongere mensen na een tijdje naar de oudere mensen gaat. Daar stijgen de hospitalisatiecijfers en het aantal overlijdens."

Stijging bij kwetsbare groepen

Als we naar de cijfers per leeftijdscategorie kijken, lijkt het inderdaad die richting uit te zullen gaan. De voorbije week zat de stijging van het aantal besmettingen voor een groot stuk bij de schoolgaande jeugd (in de categorie 0-19 jaar nam het aantal besmettingen met ongeveer 60 procent toe), maar ook bij de zestigplussers.

Bij de zestigers werden er 292 besmettingen ontdekt, tegenover 181 de week ervoor (+61 procent), bij de zeventigers steeg het aantal besmettingen van 80 naar 158 (+98 procent). Het gaat niet over heel veel mensen, maar een stijging bij die kwetsbare groepen is wel iets dat tot waakzaamheid oproept.

Kortom: het virus raakt wel degelijk opnieuw meer verspreid en dat is niet alleen te wijten aan een stijging van het aantal tests. Dat blijkt uit zowel de positiviteitsratio (aantal besmettingen) als het reproductiegetal (aantal ziekenhuisopnames). We zitten nog niet op het niveau van dit voorjaar, maar de cijfers stijgen nog altijd. Bovendien is er nu ook een toename merkbaar bij de oudere bevolking. Waakzaamheid kan dus zeker geen kwaad.

Meest gelezen