Zeeijs aan Zuidpool op één na laagste peil in 44 jaar: "26 procent lager dan normaal in maart"
De gemiddelde omvang van het Antarctische zeeijs voor de maand maart lag dit jaar 26 procent lager dan het voorbije dertigjarige gemiddelde (1991 tot 2020). Dat meldt de Europese klimaatmonitoringdienst Copernicus. De bevroren oppervlakte was de op één na laagste sinds met gedetailleerde satellietgegevens werd begonnen, 44 jaar geleden. Het smelten van de Zuidpool kan grote gevolgen hebben voor de stijging van de zeespiegel.
Wetenschappers maken de balans van het zeeijs op aan het einde van de zomerperiode, wanneer het ijsoppervlak het kleinst is bij het intreden van de herfst, en bij de start van de lenteperiode waneer het ijsoppervlak op zijn grootst zou moeten zijn.
De voorbije maand werden op de Zuidpool enkele temperatuurrecords gebroken, maar wetenschappers vinden het nog te vroeg om die toe te schrijven aan een structurele verandering door de klimaatverstoring. Ze wijzen er ook op dat de oppervlakteschommelingen van het zeeijs aan de Zuidpool altijd wel groot zijn of kunnen zijn.
Vooral de westelijke ijsvlaktes aan de Zuidpool doen het minder goed; het smelten van die ijsvelden alleen al zou de zeespiegel kunnen doen stijgen met 90 centimeter (op termijn).
Overigens is het continent zelf beter opgewassen tegen klimaatverandering dan het ijs errond, omdat het pakijs op het land niet kan worden "aangevreten" van onder uit door warm zeewater.
Onder meer om die reden is de Noordpool veel kwetsbaarder en veel meer in crisis dan de Zuidpool. Tijdens de maand maart was het ijsoppervlak er 3 procent kleiner dan het gemiddelde van 1991 tot 2020. Daar zit een duidelijke neerwaartse trend in.
Copernicus? De klimaatmonitoringdienst Copernicus is verbonden aan de Europese Unie en houdt nauwgezet nieuwe klimaatdata en andere klimaatparameters bij om de klimaatverandering in beeld te brengen en nauw op te volgen.