Slechts 5,5 procent van Belgen heeft antilichamen in bloed: wat zegt dit over de epidemie en over groepsimmuniteit?  

Wetenschappers van de Universiteit Antwerpen (UA) hebben voor de vierde keer sinds de uitbraak van de corona-epidemie bloedstalen van landgenoten onderzocht op de aanwezigheid van antilichamen tegen het virus. Slechts 5,5 procent van de stalen bleek antilichamen te bevatten. Dat zijn er minder dan bij het vorige onderzoek, toen bijna 7 procent van de stalen antilichamen bevatte. Wat zeggen deze cijfers over het verloop van de epidemie? En wat betekenen ze voor de zogenoemde "groepsimmuniteit"?    

De aanwezigheid van antilichamen in het bloed, wijst erop dat de persoon met het coronavirus besmet is geweest. De wetenschappers hebben voor hun meest recente onderzoek 2.960 stalen onderzocht van mensen die bloed hebben afgestaan tussen 8 en 13 juni.  Dat is een paar weken nadat de lockdown in ons land geleidelijk versoepeld werd. 

De vorige 3 onderzoeken dateren van voor en tijdens de lockdown. Het aantal bloedstalen dat antilichamen bevatte, ging toen in stijgende lijn: van bijna 3, over 6 tot bijna 7 procent.  Bij het meest recente onderzoek daalt het aantal tot 5,5 procent.  

"We hadden die daling niet verwacht", zegt professor Pierre Van Damme die het onderzoek leidt. "Want het virus is nog niet weg en bovendien zijn mensen zich sinds de versoepeling van de lockdown vrijer beginnen te gedragen. We gingen ervan uit dat we deze keer in minstens evenveel bloedstalen antilichamen zouden aantreffen. Maar dat is dus niet het geval."

Twee mogelijke verklaringen

Professor Van Damme ziet 2 mogelijke verklaringen voor de plotse daling: "Uit eerder onderzoek was al gebleken dat bij sommige mensen de antilichamen in het bloed al na 1 à 2 maanden afnemen. De kans bestaat dat er tussen de stalen die we nu onderzocht hebben, bloed zat van mensen bij wie de antilichamen al verdwenen waren, maar die dus wel ooit besmet zijn geweest."    

Uit eerder onderzoek was al gebleken dat bij sommige mensen de antilichamen in het bloed al na 1 à 2 maanden afnemen.

Prof. Pierre Van Damme, epidemioloog Universiteit Antwerpen

"Een tweede verklaring is dat mensen zich goed aan de maatregelen houden, zoals handen wassen en afstand bewaren, en dat ze dat ook blijven doen nu de lockdown versoepeld is", gaat professor Van Damme voort. "Dat is positief nieuws, omdat er zo minder besmettingen bij komen."   

Immuniteit

Antilichamen zijn stoffen die het afweersysteem van ons lichaam aanmaakt om indringers aan te vallen, zoals het coronavirus. Soms blijven ze in het lichaam en maken ze ons immuun. Dat wil zeggen dat we niet meer door dezelfde indringer ziek gemaakt kunnen worden. Maar in het geval van het coronavirus lijkt het er nu op dat de antilichamen na verloop van tijd verdwijnen. Ze bieden dus wellicht geen blijvende bescherming.

Dat heeft gevolgen voor de zogenoemde "groepsimmuniteit" waar wetenschappers vaak over spreken. Het idee is: hoe meer mensen antilichamen hebben, hoe minder er besmet kunnen worden en hoe sneller de ziekte zal verdwijnen. Wetenschappers hoopten dat "groepsimmuniteit" zou helpen om het coronavirus klein te krijgen. Maar die piste zullen we moeten verlaten. Toch zeker als we rekenen op de antilichamen die professor Van Damme en zijn collega's hebben aangetroffen bij hun onderzoek.   

De antilichamen die wij zien, bewijzen helaas alleen maar dat de persoon recent met het coronavirus in contact is geweest. Ze maken ons niet immuun.

Prof. Pierre Van Damme, epidemioloog Universiteit Antwerpen

"De antilichamen die wij zien, bewijzen helaas alleen maar dat de persoon recent met het coronavirus in contact is geweest", zegt professor Van Damme. "Ze maken ons niet immuun. Misschien zijn er andere cellen in ons lichaam die dat wel doen, zoals killer-T-cellen. Maar daar weten we op dit moment nog te weinig over." Het blijft met andere woorden onzeker in welke mate mensen die al besmet zijn geweest, beschermd zijn tegen het virus. 

Meest gelezen