23 tot 29 oktober 1944: zeer zware zeeslag leidt tot Japanse nederlaag
In deze reeks geven we een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog, deze week van 23 tot 29 oktober 1944. Nabij de Filipijnen vechten Amerikanen en Japanners de zwaarste zeeslag ooit uit, waarbij voor het eerst kamikazes optreden. En de geallieerden breken nu ook door in Zuid-Beveland.
Nabij de Filipijnen is het tot een vier dagen durende titanenstrijd gekomen tussen Japanse en Amerikaanse oorlogsvloten.
Zoals eerder bij de oorlog in de Stille Oceaan is daarbij veel gebruik gemaakt van vliegtuigen die vanop vliegdekschepen opereren. Voor het eerst zetten de Japanners zelfmoordpiloten in op vliegtuigen geladen met springstof: de kamikazes.
Toen duidelijk werd dat er een enorme vloot van Amerikaanse (en ook enkele Australische) schepen naar de Filipijnen stoomde, zette de Japanse marine alle middelen in om de invasie van die eilandengroep tegen te gaan. Die invasie is sinds vorige week bezig met landingen op het eiland Leyte.
Twee Japanse vloten zetten koers naar de Golf van Leyte. Een vanuit het westen (Singapore), met veel slagschepen en zware kruisers en een vanuit het noorden (de Japanse Zee), met vier vliegdekschepen. Samen stelde dat nog geen vierde voor van de sterkte van de Amerikaanse invasievloot. Maar voor de Japanse marine was het erop of eronder: een verlies van de Filipijnen zou haar oliebevoorrading in het gedrang brengen en zo haar schepen tot werkloosheid dwingen.
De zuidelijke vloot splitste zich in twee groepen, die elk een aparte route door de eilandengroep volgden. De hoofdmacht onder viceadmiraal Takeo Kurita, met onder meer vijf grote slagschepen en twaalf kruisers, werd op 23 oktober door Amerikaanse onderzeeërs opgemerkt. De onderzeeërs torpedeerden twee kruisers, waaronder het vlaggenschip van Kurita, de bemanning moest zich al zwemmend redden.
De dag daarop werd Kurita’s vloot massaal door Amerikaanse vliegtuigen gebombardeerd. Tot de getroffen schepen behoorden de Yamato en de Musashi, de grootste slagschepen ooit gebouwd. De Musashi zonk na 19 torpedo’s en 17 bommen te hebben geïncasseerd. Kurita – nu op de Yamato – veranderde daarop van koers.
De andere groep, onder viceadmiraal Shoji Nishimura, wist dezelfde dag door te dringen tot in de Golf van Leyte, waar de Amerikaanse landingen plaatsvonden. Er volgde een frontale confrontatie met de Amerikaanse schepen. Voor de Japanners betekende het een echte afslachting. Ze verloren twee slagschepen, waaronder het schip van Nishimura. De admiraal zelf overleefde de aanval niet.
Intussen was de Japanse vloot vliegdekschepen vanuit het noorden opgemerkt. De Amerikaanse admiraal “Bull” Halsey zond meteen een grote taskforce (10 vliegdekschepen met bijna duizend vliegtuigen, 6 slagschepen, 8 kruisers en meer dan 40 destroyers) naar het noorden. In het zee- en luchtgevecht dat daarop volgde, werden alle Japanse vliegdekschepen gekelderd.
De overblijvende Japanse schepen trokken zich op 26 oktober terug.
Nooit eerder had een zeemacht zo’n zware nederlaag geleden in deze oorlog. De Japanners verloren 4 vliegdekschepen, 3 slagschepen, 10 kruisers, 9 destroyers en zo’n 300 vliegtuigen. Meer dan 10.000 manschappen kwamen om.
De Amerikanen verloren 3000 man, met drie kleine vliegdekschepen en twee destroyers. Het vliegdekschip St. Lo werd getroffen door een kamikazevliegtuig en zonk in een half uur. De St. Lo is het eerste slachtoffer van de kamikazes.
Naschrift: deze Slag in de Golf van Leyte was de grootste zeeslag van de oorlog en zelfs de grootste zeeslag aller tijden, gemeten aan het aantal manschappen dat deelnam (in totaal ca. 200.000). Het was tevens de laatste zeeslag waarbij slagschepen werden ingezet.
Doorbraak naar Zuid-Beveland
De Canadezen wisten door te dringen tot in Zuid-Beveland, aan de noordelijke oever van de Westerschelde.
Na weken van hevige gevechten en zware verliezen raakte de Canadese 3e Infanteriedivisie dan toch voorbij Woensdrecht, het strategisch gelegen grensdorp ten noorden van Antwerpen. Daarmee kreeg ze toegang tot de Kreekrakdam, die Zuid-Beveland met het vasteland verbindt.
Op 24 oktober rukten de Canadezen op langs de smalle Kreekrakdam, maar de Duitsers boden daar opnieuw zware weerstand en een deel van het terrein lag onder water. Door de kanalen en de ondergelopen polders konden tanks daar nauwelijks vorderen. Op de smalle landengte hadden ze ook geen maneuvreerruimte. De infanterie moest de klus klaren.
De situatie voor de geallieerden verbeterde toen op 26 oktober meer dan honderd Britse Buffalo-amfibievoertuigen de Westerschelde overstaken en landden bij Baarland op de zuidkust van Zuid-Beveland. De dagen daarop brachten landingsvaartuigen verder Britse troepen en zelfs tanks over.
Intussen lukte het de Canadezen door te dringen tot het Kanaal van Zuid-Beveland. Daarbij werd het vissersdorp Yerseke bevrijd. De 28e raakten ze over het kanaal. De Duitsers op Zuid-Beveland raakten nu langs twee kanten bedreigd en moesten zich verder naar het westen terugtrekken. Daardoor kon de stad Goes worden bevrijd. De Canadezen werden er warm onthaald door de bevolking.
In het uiterste westen van Zeeuws-Vlaanderen wordt intussen nog altijd hevig gevochten. De Canadezen hebben daar de kustplaats Cadzand veroverd en zijn doorgedrongen tot aan de Belgische grens bij Knokke.
Zij maken zich klaar voor een aanval op Walcheren. Vlissingen wordt vanaf de andere kant van de Westerschelde bestookt door de geallieerde artillerie, ondertussen bombarderen vliegtuigen het Duitse geschut op de kust. Walcheren zelf staat grotendeels onder water.
Elders in het zuiden van Nederland dringen de geallieerden nu sneller door. Ten noorden van Woensdrecht hebben ze Bergen op Zoom bereikt. Meer in het oosten zijn de grote steden Tilburg en 's Hertogenbosch bevrijd.
Bloedbad in Duits dorp na korte Sovjetbezetting
De Duitse media melden dat de Russen een slachting hebben aangericht in het Duitse dorpje Nemmersdorf.
Nemmersdorf ligt in Oost-Pruisen, de meest oostelijke regio van Duitsland. Op 18 oktober begon het Rode Leger een offensief tegen Oost-Pruisen, waarbij de grens werd overschreden. Maar nadat de Sovjets drie dagen later Nemmersdorf hadden veroverd, raakten ze niet verder. Een Duits leger begon een tegenaanval en wist het dorp op 23 oktober te heroveren.
De Duitse troepen die Nemmersdorf betraden, meldden dat het dorp grotendeels was verwoest en dat er tientallen lijken lagen van mensen die op gruwelijke wijze werden vermoord. De nazi-pers gaf verhalen van dode vrouwen die naakt aan schuurpoorten werden vastgespijkerd
Een rapport van de Geheime Feldpolizei vermeldt dit soort gruwelijkheden niet, maar stelt wel vast dat er op grote schaal geplunderd en gemoord is. Er werden 26 lijken gevonden van mannen, vrouwen en een paar kinderen. De meesten waren gedood door een schot in het hoofd, een is er de schedel ingeslagen. Er zijn ook een paar gevallen van verkrachtingen
Volgens de Duitsers is het nu duidelijk aan welk gevaar Duitsland is blootgesteld. Op de Duitse krantenkoppen zijn uitdrukkingen als “Bolsjewistische Bloeddorst” en “Razende Sovjetbeesten” te lezen. De nazipropaganda roept de Duitsers op zich voor dit gevaar te weren.
Voor de Sovjet-Unie gaat het om pure leugens.
Toch lijkt het niet ondenkbaar dat de Sovjettroepen brutaal zijn opgetreden nu ze tot in Duitsland zijn doorgedrongen. Velen onder hen hebben familie en vrienden die vreselijk onder de Duitse bezetting hebben geleden en bovendien zijn ze de voorbije jaren en maanden voortdurend getrokken door steden en dorpen die totaal door de Duitsers zijn verwoest. Vaak waren ze getuigen van de onbeschrijflijke wreedheid van de bezetters.
De Sovjetpropaganda verhult zeker niet dat de soldaten van het Rode Leger nu eindelijk de kans krijgen hun rekening te vereffenen met de gehate Duitsers. Er zijn slogans als “Neem genadeloos wraak op die fascistische kindermoordenaars” en “Dood ze, er is niets waar de Duitsers niet schuldig aan zijn.”
Naschrift: Nemmersdorf heet nu Majakovskoje en behoort tot het Russische gebied rond Kaliningrad. De Russen hebben altijd ontkend dat ze er een moordpartij hebben aangericht. In Duitsland blijft “Nemmersdorf” een gevoelige kwestie.
Slovaakse opstand beëindigd
Na twee maanden komt er een einde aan de grote opstand in Slovakije.
Eind augustus kwamen meer dan 10.000 gewapende partizanen in opstand. Hun aantal groeide snel uit tot meer dan 60.000. Ze werden gesteund met wapens en adviseurs van de Britse geheime dienst SOE en zijn Amerikaanse tegenhanger OSS.
Meer dan 40.000 man van de Waffen SS moesten beletten dat de partizanen het pro-Duitse marionettenregime van monseigneur Tiso in Bratislava zouden verdrijven.
De opstandelingen rekenden op het oprukkende Rode Leger. De legers van het Tweede Oekraïense Front onder maarschalk Malinovski stonden niet ver van de oostgrens van Slovakije. Maar die hebben nu bevel gekregen door te stoten naar Hongarije, waar steeds heviger gevochten wordt. Slovakije is voor de Sovjets geen prioriteit.
Voor de rebellen werd de situatie onhoudbaar. Op 27 oktober ontruimden ze Banská Bystrica, de stad waar de opstand was begonnen. De meesten trokken zich in de bergen terug, waar ze een guerrillastrijd willen voeren.
De SS heeft echter een groep moordcommando’s (de Einsatzgruppe H) naar Slovakije gezonden om de repressie te organiseren. Ze krijgt de hulp van “speciale eenheden” van de pro-Duitse Slovaakse militie.
Naschrift : als wraak zal de Einssatzgruppe H en haar Slovaakse bondgenoten 19.000 Slovaken vermoorden. Liefst 90 dorpen worden platgebrand.
Rode Leger dringt Noorwegen binnen
In het uiterste noorden van Scandinavië zijn Sovjettroepen doorgestoten tot over de grens van Noorwegen.
Dat gebeurde in het kader van een offensief waarbij het Rode Leger de Duitse troepen uit Petsamo verdreven heeft. Petsamo (Russisch Petsjenga) is een plaats vlakbij de zee en de Noorse grens, dat aan Finland toebehoorde, maar in september aan de Sovjet-Unie werd afgestaan in ruil voor een wapenstilstand. Vanwege de belangrijke nikkelmijnen werd het gebied bezet door troepen van het Duitse 20e Bergleger (het Lapland-Armee).
De Sovjets hadden op 13 oktober Petsamo omsingeld, maar de Duitsers wisten zich vechtend tot over de grens terug te trekken.
Op 25 oktober wist het Rode Leger het Noorse stadje Kirkenes te veroveren. Twee dagen later drong het door tot het dorp Neiden. Daarmee is een deel van het uiterste noorden van Noorwegen bevrijd, dat sinds 1940 onder Duitse bezetting staat.
De Duitse bergtroepen moesten vechten tegen een grote overmacht, die grote aantallen tanks en vliegtuigen inzetten, iets waarover ze zelf niet beschikken.
Het ziet er echter niet naar uit dat de Russen voorlopig verder zullen doordringen in Noorwegen. Het slechte weer bemoeilijkt verdere operaties en de winter staat voor de deur.
Ook in Finland zelf zijn nog Duitse troepen, die zich terugtrekken richting Noorwegen, achterna gezeten door Russen en Finnen.