Baanbrekende plekken: de verbanning van de stinkende doden uit de stad
In de reeks "Baanbrekende plekken" ontdekken VRT-journalist Jos Vandervelden en fotograaf Alexander Dumarey de plaatsen waar ooit nieuwe tijden werden ingeluid. Maar waar de sporen van de geschiedenis zo goed als weggevaagd zijn en voorbijgangers niet beseffen dat ze geschiedenis onder hun voeten hebben. Vandaag: de drastische sluiting per decreet van de kerkhoven in Brugge en andere steden
Ooit dichtbij de mensen, nu weggestopt in een verdoken hoek, zo is het de begraafplaatsen in Vlaanderen vergaan. Volgens de christelijke traditie werden doden eeuwenlang begraven rond de kerk, in het hof van de kerk, het kerkhof. De rijksten en de vroomsten werden zelfs onder de kerkvloer begraven of in een graf met gedenksteen, zo dicht mogelijk tegen de kerkmuur, dicht tegen God. Het was een tijd waarin de dood overal was, velen niet eens de volwassen leeftijd haalden en mensen hun doden zo dicht mogelijk aan hun zijde wilden houden.
De achttiende eeuw zorgde voor de grote kentering. Door de snelle bevolkingstoename kampten vooral de steden met propvolle kerkhoven. Ze lagen tussen de woonhuizen en verkeerden vaak in lamentabele toestand. Bronnen uit die tijd maken melding van ziekmakende geuroverlast en naargeestige geluiden door vrijkomende gasophopingen. Lijken werden vaak boven elkaar begraven waardoor kerkhoven bij slecht weer aan het schuiven gingen en resten bovendreven. In de kerken was het soms nog erger. Het begrip "stinkend rijk zijn" verwees naar de dode rijken die onder de kerkvloer een onbehaaglijke geur verspreidden.
Weerzinwekkende geuren
De medische wetenschap was intussen zo ver om in te zien dat al die weerzinwekkende geuren hygiënische gevolgen konden hebben. Ook politiek groeide er wat. Centrale besturen lonkten naar de macht van de verantwoordelijke kerkfabrieken. Verlichte vorsten vonden dat het tijd werd om ook niet-katholieken, om Joden en protestanten een plaats te gunnen op kerkhoven.
In 1784 vaardigde Jozef II, keizer van de Oostenrijkse Nederlanden een decreet uit dat een einde maakte aan begraven binnen een woonkern van meer dan 1000 inwoners. Nieuwe begraafplaatsen moesten buiten de stadsmuren aangelegd worden. Gemeenschappelijke kuilgraven voor armen werden verboden. Lijkenvervoer mocht enkel nog 's morgens of 's avonds en ook niet-katholieken kregen voortaan recht op een apart perk. Jozef II had het voorbeeld genomen aan Parijs. Daar had men het volledige "Cimetière des innocents" geruimd, een eeuwenoud kerkhof dat verworden was tot een stadskanker die een onverdraaglijke walm verspreidde over de stad. En net als in Frankrijk vond de verlichte Jozef II het tijd om te sleutelen aan de historisch verworven macht van de Kerk.
De stad Brugge maakte als een van de eersten werk van de richtlijnen van het Oostenrijkse bestuur. Een stuk abdijgrond in het buiten de stadspoorten gelegen Assebroek werd het nieuwe "Algemeen Kerkhof". Op 13 februari 1787 werd het eerste graf geopend. Maar het zou nog tot 1810 duren voor elke Bruggeling er begraven zou worden. De diepgewortelde katholieke traditie zette aan tot burgerlijke ongehoorzaamheid.
Lijkkoets in brand
Bronnen maken melding van een lijkkoets die in brand werd gestoken in de Katelijnestraat. Schoenmakers protesteerden door symbolisch hun ambtsdeken op een stadskerkhof te begraven. Kloosterordes bleven koppig hun doden begraven binnen hun eigen domein. De burgerij kreeg het nog altijd gedaan om grafmonumenten te laten oprichten bij de stadskerken. Het decreet van Jozef II leek zelfs helemaal dode letter te worden nadat de Oostenrijkers verdreven werden door de Fransen. Pas wanneer de Franse keizer Napoleon doorduwde werd het kerkhovendecreet van zijn voorganger harde wet.
Nog lang zal de Brugse begraafplaats door de Bruggelingen smalend het "raapstik" genoemd worden, verwijzend naar het vroegere stuk ongewijde landbouwgrond waarop hun doden verplicht moesten begraven worden. Het tij zou echter niet meer keren. In 1841 en 1864 kreeg de begraafplaats een fikse uitbreiding. Rond de calvarie konden de rijkste families gronden kopen voor statige grafkapellen. Het kerkhof was ingedeeld volgens sociale klasse met de rijksten het dichtst bij de calvarie. Geleidelijk werden ook percelen toegevoegd voor niet-katholieken zoals Anglicanen en later de Vrijmetselaars.
Kerkhovenoorlog
Rond 1870 werd de Brugse begraafplaats meegenomen in de kerkhovenoorlog die zich in vele Vlaamse steden afspeelde. Katholieken en hun kerkfabrieken voerden een strijd tegen liberale politici en stadsbesturen. Inzet waren de "kerkhofschendingen", het begraven van niet-katholieken in gewijde kerkhoven. Tegelijk was het aantal mensen dat tot een andere of geen enkele religie behoorde fel toegenomen. In 1870 werd de eerste burgerlijke begrafenis voor een vrijmetselaar georganiseerd. Het voor de katholieken godslasterende gebeuren werd massaal bijgewoond. Desondanks is de strijd om de kerkhoven in de bisschoppelijke stad Brugge nooit zo fel geweest als in Brussel of Antwerpen. De gematigde Brugse liberalen verbraken nooit hun band met de clerus.
Doden aan hun zijde
De "Centrale Begraafplaats Brugge-Assebroek" zoals ze nu heet, is een ommuurde site van 12 hectare. De geometrische aanleg met hoofddreven en dwarslanen uit de beginperiode is volledig doorgetrokken bij de vele uitbreidingen. Een groot deel van de begraafplaats heeft haar negentiende-eeuws karakter behouden. Grafmonumenten in neogotiek, neorenaissance, art nouveau of art deco liggen tussen oude beuken, linden en coniferen. De pleiade van verweerde graven van prominente Bruggelingen is een kijkstuk geworden. 130.000 mensen vinden de eeuwige rust op de begraafplaats die inmiddels is aangevuld met een colombarium en een strooiweide. Nog steeds wordt er begraven, al heeft Brugge met "Parkbegraafplaats De Blauwe Toren" al geruime tijd een bijkomende site.
Eyecatcher is nog steeds het centrale poortgebouw. Het witgepleisterde gebouw dat niet lang na de opening van de begraafplaats werd opgetrokken, oogt als een boerenwoning. Het lag destijds dan ook midden in de velden, ver weg van de uit haar voegen barstende stad.