Het ingestorte Rana Plaza-gebouw in 2013, waarin zich op dat moment zeker vijf textielfabrieken bevonden.

Koningin Mathilde bezoekt Bangladesh, 10 jaar na ramp in textielfabriek Rana Plaza: zijn de omstandigheden voor arbeiders verbeterd?

Koningin Mathilde is op rondreis in Bangladesh en brengt vandaag een bezoek aan een kledingfabriek, bijna 10 jaar na de instorting van Rana Plaza. Na die ramp, met meer dan 1.000 doden de zwaarste ooit in de textielindustrie, kwam een baanbrekend veiligheidsakkoord tot stand in het Aziatische land, dat inmiddels ook een bredere, internationale opvolger heeft gekregen. 10 jaar later zijn er zeker zaken ten goede veranderd in Bangladesh, maar de werkomstandigheden zijn er nog altijd verre van optimaal. "Het is nog altijd geen pretje om kledingwerker in Bangladesh te zijn."

Koningin Mathilde brengt de komende drie dagen een werkbezoek aan Bangladesh, in haar hoedanigheid van promotor van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties. Ze zal er onder meer een vluchtelingenkamp van de Rohingya bezoeken, een moslimminderheid die vervolgd wordt in buurland Myanmar. Ook de kwetsbaarheid van Bangladesh voor overstromingen en de gevolgen van de klimaatverandering in het algemeen komt aan bod tijdens de reis.

Starten doet Mathilde met een bezoek aan een kledingfabriek in de hoofdstad Dhaka, nog zo’n netelige zaak in het Aziatische land. Met duizenden textielbedrijven en miljoenen textielarbeiders is Bangladesh het centrum van de goedkope textielindustrie. Maar het is algemeen bekend dat de arbeidsomstandigheden in veel Aziatische textielfabrieken en in het bijzonder in Bangladesh barslecht zijn. De fabriek die de koningin vandaag bezoekt, geldt als een voorbeeldfabriek en werkt volgens aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie. Maar het mag duidelijk zijn dat die fabriek niet model staat voor alle textielfabrieken in het land, iets waar Mathilde zich zeker bewust van is.

BEKIJK - Koningin Mathilde is op werkbezoek voor de Verenigde Naties in Bangladesh:

Videospeler inladen...

10 jaar na Rana Plaza

De koningin bezoekt de fabriek bijna 10 jaar na de enorme ramp in Rana Plaza, de zwaarste ooit in de textielindustrie. Op 24 april 2013 stortte even buiten de hoofdstad Dhaka een groot complex in, waarin zeker vijf textielfabrieken gevestigd waren. Meer dan 1.130 mensen kwamen toen om het leven, ongeveer 2.500 mensen raakten gewond. In de textielfabrieken werd kleding gemaakt voor westerse ketens als Primark, Walmart en Benetton.

Rana Plaza was echter niet gemaakt om er textielfabrieken in onder te brengen. Het gebouw, op moerassige grond, had bijvoorbeeld drie verdiepingen meer dan toegelaten was. Extra pijnlijk is dat de uitbaters van de textielfabrieken daags voor de ramp gewaarschuwd werden om actie te ondernemen, omdat er scheuren in het gebouw waren en het bouwmateriaal in zeer slechte staat was. Het gebouw was enkele dagen voor de ramp ook al eens ontruimd. Maar de fabrieksuitbaters negeerden de waarschuwingen en verplichtten hun personeel om toch te komen werken.

BEKIJK - Zo berichtte "Het journaal" 10 jaar geleden over de ramp in Rana Plaza:

Videospeler inladen...

Eindelijk actie

De dodelijke ramp was een eyeopener van jewelste. Ze drukte de wereld met de neus op de harde feiten: de barslechte arbeidsomstandigheden waarin miljoenen textielarbeiders in Bangladesh dag in dag uit moeten werken. Tegelijk heeft de instorting van Rana Plaza het een en ander in beweging gezet. Na de ramp werd op initiatief van de Clean Clothes Campaign een veiligheidsakkoord gesloten (Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh) tussen zo'n 200 kledingmerken en de twee wereldvakbonden IndustriALL en UNI. Onder andere bekende merken en ketens als H&M, Zara en C&A ondertekenden het akkoord. Andere, zoals Decathlon en Walmart, deden dat niet.

Dat akkoord hield in dat alle fabrieken die kleding produceerden voor de kledingmerken die zich bij het akkoord hadden aangesloten, geïnspecteerd zouden worden op verschillende aspecten van de veiligheid van de gebouwen (brandveiligheid, elektrische veiligheid, de structuur van het gebouw, …). Dat daar nood aan was, werd snel duidelijk. In die tijd werden in 1.800 fabrieken zo’n 200.000 problemen vastgesteld.

Textielarbeiders in Dhaka, tijdens de coronapandemie.

Al die problemen moesten vervolgens aangepakt worden, waarbij de kledingmerken zich ertoe verbonden om financieel bij te springen als de uitbaters van de fabrieken niet genoeg middelen hadden om zelf meer in veiligheid te investeren. Merken die zich niet aan de regels hielden, konden op basis van het akkoord door de vakbonden gedwongen worden om aanpassingen door te voeren. Anderzijds bepaalde het akkoord dat kledingmerken geen kledij meer mochten aankopen van fabrieken die weigerden om in meer veiligheid te investeren.

"Op die manier maakte het akkoord gebruik van de wortel en de stok", legt Ben Vanpeperstraete uit, tegenwoordig juridisch adviseur bij het Europees Centrum voor Grondwettelijke en Mensenrechten, maar jarenlang verbonden aan de Schone Kleren Campagne. Daarnaast werd door het akkoord ook een klachtenmechanisme opgericht binnen textielfabrieken en werd er meer aandacht besteed aan preventie en opleiding.

"Verrottingsstrategie"

Het veiligheidsakkoord heeft veel ten goede veranderd in Bangladesh, stelt Vanpeperstraete. Er is veel geïnvesteerd en veel fabrieken zijn veiliger geworden. "Die verbeteringen zijn er en blijven ook." Maar investeren in veiligheid is geen afgerond proces, benadrukt Vanpeperstraete, het vergt een continue aanpak en daar scoort Bangladesh niet goed. Veel heeft te maken met het feit dat de Bengaalse fabriekseigenaars nooit echt opgezet waren met het veiligheidsakkoord. In de loop der jaren zijn de fabrieksuitbaters – die in Bangladesh veel politieke macht hebben, velen onder hen zitten zelfs in het parlement – zich meer en meer gaan verzetten, met het resultaat dat ze de inspecties van de fabrieken een vijftal jaar geleden naar zich toe hebben getrokken. "Sindsdien hebben ze een verrottingsstrategie gevoerd."

Veel structurele aanpassingen die in de jaren na de ramp in Rana Plaza zijn uitgevoerd in Bangladesh blijven ondanks die "verrottingsstrategie" overeind, maar de opvolging daarvan, het continue proces zeg maar van het verbeteren van de veiligheid en arbeidsomstandigheden, is door die machtsgreep van de fabriekseigenaars zo goed als onbestaande, besluit Vanpeperstraete. Bovendien was het akkoord maar op een deel van de textielfabrieken van toepassing. Zo'n 1.800, minder dan de helft van het totale aantal textielfabrieken in Bangladesh.

Textielarbeidster in een fabriek in de buurt van Dhaka.
Copyright 2018 The Associated Press. All rights reserved.

Lage lonen, overuren, aanranding, …

Even belangrijk is dat de erbarmelijke arbeidsomstandigheden voor textielarbeiders in Bangladesh zich zeker niet beperken tot de (brand)veiligheid van het gebouw waarin ze werken. Het is er vaak ook veel te warm om er in gezonde omstandigheden te kunnen werken. Ook de lonen van de arbeiders blijven zeer laag en ze moeten veel overuren maken.

Vrouwen zijn ook vaak het slachtoffer van aanranding of worden daarmee bedreigd door hun bazen in een poging om hun productie op te drijven. Vakbonden zijn vaak het doelwit van wraakacties. Bangladesh is nog altijd een van de gevaarlijkste landen ter wereld voor mensen die actief zijn bij een vakbond. 

Allemaal zaken die niet in het akkoord waren opgenomen en die tijdens de coronapandemie vaak nog verergerd zijn. Dat alles maakt dat 10 jaar na de ramp in Rana Plaza de arbeidsomstandigheden in de Bengaalse textielfabrieken nog altijd bijzonder slecht zijn. "Het is nog altijd geen pretje om kledingwerker in Bangladesh te zijn", benadrukt Vanpeperstraete. 

Internationaal akkoord

Inmiddels heeft het veiligheidsakkoord dat aanvankelijk alleen in Bangladesh werd gesloten, wel een internationale opvolger gekregen, waardoor het nu ook van toepassing kan worden in andere landen. In Pakistan is dat bijvoorbeeld al het geval. Meer dan 180 kledingmerken hebben het internationale akkoord ondertekend en zich dus geëngageerd om niet meer te investeren in fabrieken die zich niet aan de regels van het akkoord houden.

Voor concrete resultaten van dat internationale akkoord is het nog wat te vroeg, meent Vanpeperstraete. Van euforie is dus nog lang geen sprake: wereldwijd worden nog altijd mensen uitgebuit en mensenrechten geschonden om consumenten de goedkoopste kleding te kunnen aanbieden en de overgrote meerderheid van de wereldwijd geproduceerde kledij is nog altijd niet "schoon", stelt de Schone Kleren Campagne.

Maar dat er nu ook buiten Bangladesh een akkoord is, is al een grote stap vooruit. Al wijst de Schone Kleren Campagne er op dat de veiligheid in de fabrieken slechts één aspect is van de wereldwijde uitbuiting van textielarbeiders. Een groot deel van het probleem is nog altijd terug te brengen tot het businessmodel van veel van die bekende ketens, klinkt het. Zolang zij (spot)goedkope kleding willen blijven aanbieden, dragen ze de verantwoordelijkheid voor de erbarmelijke omstandigheden waarin die kledij in landen als Bangladesh gemaakt wordt.

De Schone Kleren Campagne pleit daarom, samen met andere middenveldorganisaties, voor een "zorgplichtwet", die zou bepalen dat bedrijven de verantwoordelijkheid nemen voor wat er gebeurt in hun toeleveringsketens. Slachtoffers zouden volgens hen ook sneller compensaties moeten krijgen.

Meest gelezen