Anderhalve procent beter presteren door ketonen: waarheid of mythe? En welk effect zou dat geven in deze Tour?

Steeds meer ploegen en renners praten openlijk over ketonen. Het is een perfect toegelaten product, maar toch neemt lang niet iedereen het in het peloton. Hoe groot kan het voordeel zijn voor zij die het doen met ketonesters? En wat met het cijfer van anderhalf procent dat circuleert in het peloton? 

Hoe is het begonnen?

Wat voorafging: een team aan KU Leuven deed klinische tests met ketonen, specifiek voor de recuperatie (dus niet met inname net voor of tijdens de inspanning): proefpersonen bleken bij herhaaldelijke, zware belasting een voordeel tussen 5 en 15 procent te hebben. Maar dat waren 'gewone' sporters (studenten) en geen topatleten. Bij de absolute toppers, die al afgetraind zijn, zou de winstmarge kleiner zijn, maar de vraag is dan hoeveel.

Hoe is de situatie in het peloton momenteel?

Bepaalde ploegen doen het met ketonen, andere dan weer niet: het ketonengebruik onder de renners is nog erg versnipperd. Maar de feiten zijn wat ze zijn: de Nederlandse Jumbo-Visma-ploeg zette het licht op groen nadat ze zelf uitgebreid ketonen hadden uitgetest, en erin hadden geïnvesteerd, in navolging van topploeg Deceuninck-Quick-Step, waar ketonen als "een stukje van de puzzel" werden omschreven. Onlangs kwam ook de Lotto-ploeg over de brug.

Over het nemen van ketonen zei bewegingsfysioloog en ketonenspecialist Peter Hespel (KU Leuven) eerder al: "Het zou bijzonder onverstandig zijn om het niet te doen". 

Sommige ploegen doen het met ketonen, andere dan weer niet. Kan dat tot ongelijkheid leiden?

Toch doen bepaalde teams het (nog) niet: er is sprake van Franse ploegen zoals AG2R (dat met Romain Bardet toch een klassementsman in zijn rangen heeft), en ook Sunweb (met klassementsrenner Tom Dumoulin, die nu weliswaar herstelt van een knieblessure en niet in de Tour zit). 

Maar hoeveel voordeel zouden renners die ketonen nemen in deze Tour, hebben tegenover de anderen? In het peloton circuleert een cijfer van 1,5 procent bonus: waar komt dat vandaan en houdt dat steek? En als we theoretisch uitgaan van zo'n "marginal gain" als 1,5 procent, wat zou dat concreet opleveren in de huidige Tour voor de klassementsrenners? Want hoewel de Tour al slopend is geweest, moeten de zwaarste dagen nog komen, en de beslissing valt meestal pas in de slotweek. Recuperatie is dan cruciaal. 

Wat kan een Tour op ketonen teweegbrengen?

Ketonen bevorderen de recuperatie en laat dat net in duursporten zoals het wielrennen van groot belang zijn. Meer nog, in vergelijking met de klassiekers, waar het om eendagswedstrijden gaat, krijgen we in de Ronde van Frankrijk een opeenvolging van op zich al zware etappes

Biochemicus Kieran Clarke van de universiteit van Oxford vond de pure keton-esters destijds uit. Zij hoorde uit eerste hand, van een renner die heel wat Tours reed, het volgende: één Ronde van Frankrijk reed hij op ketonen, en daarbij was zijn hartslag op de Champs Elysées amper gedaald tegenover de proloog, terwijl de aftakeling in de andere twaalf Rondes die hij reed, veel groter was. De ene Tour die hij op ketonen reed, was hij dus nog veel frisser op het einde, omdat het verval en de aftakeling van het lichaam beter afgeremd werden. Een lagere maximale hartslag duidt op vermoeidheid van een atleet. 

Tijdens die ene Tour op ketonen was de hartslag in Parijs amper gedaald tegenover de proloog

Anderhalf procent, zei u?

Ruud Van Thienen, sportarts en net als Peter Hespel ketonenspecialist, begeleidt verschillende atleten uit verschillende disciplines. Hij weet niet waar het cijfer van anderhalf procent vandaan komt, maar voor hem heeft het geen zin om er een gemiddelde op te plakken.

"Eigenlijk is het simpel: dit is een binair verhaal. Ofwel word je er beter van, ofwel niet. We hebben in ons onderzoek (Van Thienen werkte mee aan de studie van KU Leuven, nvdr.) gezien dat de proefpersonen in de controlegroep, die geen ketonen namen, het slechter deden dan de ketonengroep. Dat is wat telt. Je moet kijken naar de individuele personen in de studie, en stuk voor stuk waren die uit de ketonengroep beter." Dat alleen al rechtvaardigt het gebruik van ketonen, zegt Van Thienen.

Het heeft geen zin om er een cijfer op te plakken. Wat telt, is of je er beter van kan worden of niet

Over hoevéél beter, kan je discussiëren, en dat verschilde, ook in deze klinische test, van persoon tot persoon. Maar dat is voor Van Thienen op zich niet relevant: ofwel word je er beter van en kan je ervoor gaan, ofwel niet. Hij weerlegt daarmee de kritiek van enkele andere universiteiten op het onderzoek van Hespel en co: een heel slecht scorende persoon in de controlegroep zou de resultaten hebben scheefgetrokken ten voordele van de ketonengroep, waardoor het cijfer van 15 procent niet realistisch zou zijn.

Ofwel kan je vooruit gaan, ofwel niet, en in topsport kan elke procentje sowieso dubbel en dik meetellen, argumenteert Van Thienen. "Kijk naar het zwemmen: daar is het verschil tussen goud en zilver op de Olympische Spelen soms maar enkele honderdsten seconden." Maar hij geeft toe dat het nuttig zou zijn om het klinisch onderzoek eens over te doen bij topatleten. 

Grotere bonus in de derde week van de Tour?

Omdat ketonen de recuperatie kunnen bevorderen, takelen atleten minder snel af bij lange, zware belasting. En laat nu net de zwaarste etappes er nog aan komen in een Ronde van Frankrijk die al slopend is geweest. Om het spannend te houden, plannen organisatoren van grote rondes wel vaker de zwaarste bergritten in de slotweek. In die laatste week worden de prijzen uitgedeeld, wat kunnen ketonen dan nog als voordeel bieden? 

Een heel belangrijke factor is de natuurlijke honger, de appetijt, die beter op peil blijkt te blijven met ketonen. "Die natuurlijke eetlust is nu net een kritieke factor die iets zegt over de overreaching van een atleet: hoe groot is de vermoeidheid? En als de eetlust achteruit gaat, is dat het begin van het einde." 

De natuurlijke eetlust op peil houden, is een kritieke factor

Ten derde: ketonen zouden helpen bij een betere nachtrust, omdat de adrenaline daalt, wat dan ook weer de recuperatie bevordert. "Let wel, als iemand niet goed slaapt omdat hij te veel stress heeft bijvoorbeeld, dan zal dat niet helpen. Hij of zij zal nog even slecht slapen." Ook een mogelijk placebo-effect kan helpen: renners die ketonen nemen, zullen denken dat ze beter gaan fietsen, en met meer vertrouwen gaan rijden. Het gaat hier telkens over factoren die heel moeilijk meetbaar zijn, maar die telkens apart een voordeel kunnen opleveren. 

Is er dan geen potentieel nadeel aan ketonen? Zeker wel: het is allesbehalve lekker, en critici vinden de voordelen nog onvoldoende bewezen. De effecten op lange termijn zijn nog niet onderzocht, en het kan een impact hebben op de spijsvertering (de zogenoemde gastrointestinal intolerance), al dan niet tijdelijk. Dat kan ook verklaren waarom sommige renners er weigerachtig tegenover staan. Bovendien is het product heel duur, rond 30 euro voor één dosis van 25 gram. 

Anderhalf procent: in vermogen of tijdswinst?

Hoe marginaal is een "marginal gain" als ketonen dan eigenlijk? - net zoals daar andere dingen zijn, zoals de positie op de fiets, kleding, voeding en andere voedingssupplementen, materiaal met nieuwste snufjes, begeleiding, het mentale aspect enz. 

Professor Bert Blocken, specialist aërodynamica die ook in het wielrennen meedraait, leggen we eerst de anderhalf procent voor. Hij bevestigt een eerste moeilijkheid: "Dat cijfer wordt heel vaak vermeld, maar meestal zegt men er niet bij over welke parameter het gaat."

En dat is belangrijk: gaat het om het geleverde vermogen, of om de effectief ontwikkelde snelheid (en dus pure tijdswinst)? Immers, zo rekent Blocken ons voor, een extra vermogen levert maar een winstfactor van 3 op 1 naar snelheid toe, tenminste op een vlak parcours. Met andere woorden: als een wielrenner 1,5 procent extra vermogen ontwikkelt, dan resulteert dat in ongeveer 0,5 procent tijdswinst  (om precies te zijn, 0,52 procent, berekening onder bepaalde omstandigheden: met 50km/u, bij 15 graden, op zeeniveau, op vlakke weg, en zonder rugwind, zijwind of tegenwind enz.)  

Zelfs al gaat het maar om 18 seconden per uur, dan nog blijft het een groot verschil, groot genoeg om veel geld op in te zetten

Houden we het op tijdswinst, dan betekent een uur vol gaan in bijvoorbeeld een vlakke tijdrit 54 seconden. Houden we het op vermogen, dan levert een extraatje van 0,52 procent op een uur topwielrennen 18 seconden winst. Maar, zegt Blocken, zelfs dan blijft het een groot verschil, "groot genoeg om heel veel geld op in te zetten." Hij houdt een slag om de arm: "Als het tenminste effectief winst oplevert. Dat zal door toekomstig onderzoek nog moeten blijken.(...) Eventjes achter een motor hangen blijft in elk geval goedkoper en veel efficiënter, maar minder eerlijk."

Eventjes achter een motor hangen blijft in elk geval goedkoper en veel efficiënter maar minder eerlijk

Wat zou één procentje nog opleveren tijdens de rest van deze Tour?

Blockens bovenstaande berekeningen slaan op vlakke parcoursen. Eens we in de bergen komen, is het een ander verhaal wanneer we vermogen gaan omrekenen in tijdswinst. "Als je klimt, kunnen tijdswinsten over een zekere afstand een heel stuk groter zijn", benadrukt Blocken. "Dat is omdat dat grotere vermogen minder moet worden ingezet om de toegenomen luchtweerstand te overwinnen, wegens de lagere snelheid. Ten tweede: als je snelheid lager ligt, doe je over een bepaalde afstand ook langer, en worden de tijdsverschillen sowieso ook groter."

Vandaag staat een eerste Pyreneeënrit op het programma in de Tour. Morgen volgt een tijdrit, en zaterdag komt de rit aan op de loodzware Col du Tourmalet ("de slechte omweg"), een col buiten categorie. Zondag volgt nog eens een zware bergrit in de Pyreneeën, en dan moeten volgende week de Alpen nog komen met alweer vier Alpenritten (twee met aankomst bergop).  

Als je klimt, kunnen tijdswinsten over een zekere afstand een heel stuk groter zijn

Als we de tijdrit en in elke bergrit telkens de slotklim in rekening nemen, omdat er dan in principe het hardst wordt gefietst "when the heat is on", komen we voor de rest van deze Tour al snel uit op enkele minuten bonus, ergens tussen de 3 en 4 minuten

We gaan hier bij wijze van oefening uit van een voorzichtige 1 procent in pure tijdswinst, en vergeten ook even andere factoren: hulp van een ploegmaat in het dal of op de slotklim, het psychologische voordeel als een kopman meer helpers rond zich heeft, het psychologische nadeel als een renner iemand ziet wegrijden op een col, de dalerscapaciteiten van een renner als de rit in het dal eindigt enz. 

Conclusie?

De conclusie is heel genuanceerd. Het is onmogelijk om een cijfer te plakken op de mogelijke winst die ketonesters atleten in deze Ronde van Frankrijk zouden kunnen opleveren. Voor elke atleet zal die score immers verschillend zijn, en zelfs de vorm van de dag kan schommelingen in prestaties van 1 à 2 procent veroorzaken. Maar heel veel wijst wel in de richting van een bonus die de moeite waard is.

Als we die op maar één procentje houden, komen we voor de rest van deze Tour nog altijd uit op verschillende minuten. Wijlen Laurent Fignon, die in 1989 de Tour verloor omdat hij in de slottijdrit naar Parijs 8 seconden te kort kwam tegen Greg LeMond, zou de eerste zijn geweest om te bevestigen dat zelfs een kleine winst een heel groot verschil kan maken. LeMond zou dat voordeel trouwens behaald hebben - naast zijn goede benen - door een goede aerodynamica, wat ook weer bewijst dat ketonen maar een deel van het geheel zijn. Maar evengoed dat elk beetje cruciaal kan zijn. 

Video onder uit "Vive le vélo": Oliver Naesen zou wel eens ketonen willen proberen, maar mag niet van zijn Franse ploeg AG2R

Videospeler inladen...

Meest gelezen