75 jaar geleden: Potsdam, de laatste top van de "Grote Drie", het einde van het geallieerde optimisme

Op 2 augustus 1945 eindigde in de Duitse stad Potsdam de laatste topconferentie van de drie geallieerde grote mogendheden (de VS, het Verenigd Koninkrijk en USSR). Het was het laatste eendrachtige optreden van een bondgenootschap dat daarna uit elkaar zou vallen. Al was dat toen nog niet zo duidelijk. 

Topoverleg was er tijdens de Tweede Wereldoorlog veel geweest.  De leiders van de drie grote mogendheden, de Britse eerste minister Winston Churchill, de Amerikaanse president Franklin Roosevelt en Sovjet-partijleider en -premier Iosif Stalin, hadden elkaar tijdens de oorlog verscheidene malen ontmoet, maar slechts bij twee gelegenheden waren ze alle drie samen bijeen geweest: eind 1943 in de Iraanse hoofdstad Teheran en begin 1945 in Jalta op de Krim. 

Een nieuwe top, een half jaar na Jalta, drong zich op. De oorlog tegen Japan duurde nog voort. In Europa zwegen de wapens, maar er moesten afspraken worden gemaakt over hoe het verslagen Duitsland zou worden behandeld.

De conferentie zou van 18 juli tot 2 augustus 1945 plaatsvinden in het bezette Duitsland. Formeel zou dat in Berlijn gebeuren, maar omdat de Duitse hoofdstad zo zwaar beschadigd was (en zeker ook wegens de veiligheid) werd uitgeweken naar het nabijgelegen Potsdam. Een stad bekend van de residenties van de Pruisische koningen. 

De nieuwe Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken James Byrnes (links) met Sovjet-onderminister van Buitenlandse Zaken Andrej Vysjinski (rechts) en de Sovjet-ambassadeur in Washington, Andrej Gromyko (midden). Zowel Vysjinki als Gromyko zouden later zelf minister van Buitenlandse Zaken worden.

Sinds Jalta waren de Grote Drie niet meer dezelfde. President Roosevelt was op 12 april gestorven en opgevolgd door Harry Truman, een heel andere figuur, zonder ervaring in de buitenlandse politiek. Hij had in elk geval minder vertrouwen in de Sovjet-Unie dan zijn voorganger, al liet hij dat niet meteen merken. Begin juli had Truman een nieuwe minister van Buitenlandse Zaken benoemd: James Byrnes, die een vertrouweling van Roosevelt was geweest. 

De Britse minister van Buitenlandse Zaken Anthony Eden (midden) wordt bij zijn aankomst op het vliegveld ontvangen door Vysjinski.

Langs Britse kant waren Churchill en zijn minister van Buitenlandse Zaken Anthony Eden in het begin opnieuw present, maar tijdens de conferentie gebeurde er iets unieks.

Er waren net in het Verenigd Koninkrijk parlementsverkiezingen gehouden, maar de stemmen werden pas geteld toen Churchill al in Potsdam was. Totaal onverwacht bleek dat Churchills conservatieve partij het onderspit moest delven tegen de socialistische Labourpartij van Clement Attlee, die een historische overwinning boekte. Het gevolg was dat Attlee in volle conferentie  (26 juli) premier werd en meteen Churchill in Potsdam ging vervangen, terwijl de vroegere vakbondsleider Ernest Bevin de opvolger werd van Eden. 

Clement Attlee na zijn benoeming tot Brits premier

De komst van een linkse Britse regering maakte voor de conferentie niet veel verschil uit, ook niet tegenover Stalin. Bevin wantrouwde de communisten meer dan wie ook (hij had eerder de communistische invloed in de Britse vakbonden bestreden).  

Stalin, die veel meer wrijvingen had gehad met Churchill dan met de  door hem bewonderde Roosevelt, betreurde het vertrek van de Britse staatsman. Hij noemde Churchill een sluw politicus. Churchill, zelf een oude communistenvreter, meende dat hij ondanks alles altijd goed met Stalin afspraken had kunnen maken. 

Een pittige anekdote over Potsdam is dat Churchill op een bepaald moment  opmerkte dat Stalin een dikke sigaar rookte, net als hij. Hij zei toen te hopen dat er van hen beiden een foto zou worden gemaakt, zodat iedereen zou kunnen zien dat hij invloed had op Stalin ! 

Churchill was in Potsdam vergezeld van zijn dochter Mary.

Cecilienhof en het Kleine Witte Huis

De komst van Stalin was op zich al een gebeurtenis. De Sovjet-dictator wantrouwde alles en iedereen en het was nog maar de tweede keer dat hij de Sovjet-Unie verliet sinds hij aan de macht was. De vorige keer was voor de top in Teheran geweest. Toen had hij, zeer tegen zijn zin (en voor het eerst!), een vliegtuig moeten nemen. 

Nu vond hij het veilig genoeg om naar het door de Sovjets bezette deel van Duitsland te komen en kon hij reizen in zijn speciale, gepantserde trein. Op het hele spoortraject van Moskou tot Berlijn stond een ongeziene troepenmacht in voor zijn veiligheid. Er is uitgerekend dat op elke kilometer spoorlijn van het traject in Duitsland gemiddeld 15 man waakten.

Zelfs de bevelhebbers van het Rode Leger werden gewantrouwd, want maarschalk Zjoekov, die Stalin op het station opwachtte, mocht van hem geen erewacht opstellen.  

Potsdam en omgeving werden dan ook in een vesting omgetoverd. In totaal stonden 19.000 man veiligheidstroepen in voor de bescherming van de Sovjetdictator, naast 900 leden van zijn persoonlijke lijfwacht. Stalin zou ook niet de moeite doen om een toeristisch bezoek aan het verwoeste Berlijn te brengen, iets wat Chruchill en Truman wel zouden doen.

President Truman neemt deel aan de maaltijd op de kruiser Augusta.

Truman kwam naar Europa met een Amerikaans oorlogsschip, de kruiser Augusta. Hij arriveerde op 14 juli in Antwerpen, waar hij door de Amerikaanse generaal Eisenhower werd  verwelkomd. Het was het tweede bezoek van een Amerikaans president aan België, maar dan wel van korte duur. Na een ontmoeting met de Belgische regering stapte Truman diezelfde dag op de trein in Brussel richting Duitsland. 

Truman bezoekt Amerikaanse troepen bij Frankfurt voor zijn aankomst in Potsdam.

De conferentie zelf vond plaats in Cecilienhof, het paleis van de voormalige Duitse kroonprins (die daar enkele maanden eerder was weggevlucht). De belangrijkste deelnemers verbleven in luxueuze villa’s van de residentiële wijk Babelsberg. Stalin betrok een villa die nog had toebehoord aan de roemruchte Duitse generaal Ludendorff (hij liet er de meubels verwijderen omdat ze hem niet bevielen). 

Cecilienhof in Potsdam.

Truman zat in een witte villa die de bijnaam het “Kleine Witte Huis” kreeg. Het was daar dat Stalin op 16 juli, nog voor het formele begin van de conferentie, een eerste ontmoeting met hem had. De Amerikaanse president was onder de indruk van “Uncle Joe”, gekleed in een wit gala-uniform. Hij zei achteraf zelfs “Ik mag Stalin”. Stalin vond dan weer dat Truman niet te vergelijken was met Roosevelt. 

Truman en Churcill voor het "Kleine Witte Huis".

De atoombom

Voor Truman was er die 16e juli nog iets belangrijkers dan zijn gesprek met Stalin. Hij vernam dat de Verenigde Staten diezelfde dag met succes een eerste experimentele kernexplosie hadden verricht. Zijn land beschikte nu over de atoombom en de president wilde daar gebruik van maken om de Amerikaanse positie op de conferentie te versterken. 

Truman wachtte tot de avond van 24 juli alvorens hij daar met Stalin over sprak. Toen de deelnemers aan de conferentie de vergaderzaal verlieten, sprak Truman “zogenaamd toevallig” Stalin hierover aan. Hij zei hem dat de VS een bom “met een buitengewone vernietigingskracht” hadden getest.

Stalin vertrok geen spier van zijn gezicht en zei blij te zijn dat te horen. “Waarschijnlijk beslissend tegen de Japanners. Wat een geluk.” 

V.l.n.r. Stalin, Truman en Churchill.

In werkelijkheid was de Sovjetleider op dit nieuws voorbereid. Door het werk van communistische spionnen wist hij al lang dat de Amerikanen aan een atoombom werkten, eerder zelfs dan Truman (die er pas iets van hoorde toen hij in april president werd)! De sluwe Stalin wilde zeker niet de indruk geven dat dit voor hem onaangenaam nieuws was. Hij had ook gemerkt dat Churchill op dat moment opgewekt toekeek en blijkbaar op de hoogte was… 

Stalin besprak de zaak meteen daarop met zijn medewerkers en drong aan op een versnelling van het Sovjetkernprogramma. Al is het niet duidelijk of de Sovjetleider, die ook zijn wetenschappers en zijn eigen spionnen wantrouwde, op dat moment de gevolgen van het bestaan van de atoombom ten volle begreep.

Stalin maakte er hoe dan ook geen bezwaar tegen dat Truman op 26 juli een soort ultimatum aan Japan richtte, de “Verklaring van Potsdam”. Hij bedreigde Japan met een “onmiddellijke en volledige vernietiging” als het zich niet snel overgaf (de atoombom zelf werd niet genoemd). De Sovjet-Unie hield zich daarin afzijdig omdat ze op dat moment nog niet in oorlog was met Japan. 

Foto's van de "Grote Drie" in Berlijn.

De Pools-Duitse grens

Op de conferentie werden akkoorden over heel wat onderwerpen bereikt, maar erg ver gingen die niet. De voornaamste afspraken waren al in Jalta gemaakt. Beslissingen over de demilitarisering en “denazificering” van Duitsland, met bestraffing van de Duitse oorlogsmisdadigers, lagen in de lijn der verwachtingen.

Vooral de beslissing over de oostelijke grenzen van Duitsland zou grote gevolgen hebben. In Jalta was afgesproken dat Polen grote stukken van Duitsland zou krijgen. Dat zou een compensatie vormen  voor het afstaan van het oostelijke deel van Polen (waar de etnische Polen in de minderheid waren) aan de Sovjet-Unie. 

Die Duitse gebieden die Polen kon krijgen (Oost-Pruisen, Oost-Pommeren en Silezië) lagen ten oosten van de Oder en zijn bijrivier de Neisse. Om welke gebieden het precies zou gaan, was nog niet vastgelegd. In Potsdam werd daarover zwaar gediscussieerd.

De Poolse maarschalk Zymierski na een ontmoeting met de geallieerde leiders in Potsdam.

De door Moskou gesteunde Poolse regering drong er bij Stalin op aan om alle grondgebied ten oosten van de Oder-Neisselinie te krijgen. Stalin stemde daarmee in en ging zelfs nog een stap verder. De Sovjets wilden de streek rond Koningsbergen (nu Kaliningrad) in Oost-Pruisen voor zichzelf houden, zodat ze de ijsvrije haven aldaar zouden kunnen gebruiken. In ruil beloofden ze Polen de havenstad Stettin (Pools: Szczecin), hoewel die net ten westen van de Oder lag.

De Britten en Amerikanen wilden zover niet gaan en vonden dat de Duitsers minstens nog een deel van Silezië mochten behouden. 

De conferentie in Potsdam

Men raakte er in Potsdam niet uit. Het was niet eens duidelijk of de grote stad Breslau (Pools: Wroclaw) in Silezië Duits zou blijven. Daarom werd beslist dat de gebieden ten oosten van de Oder-Neisselinie voorlopig “onder bestuur” zouden komen van Polen en deels van de Sovjet-Unie, in afwachting van een definitieve vredesregeling. 

Op die wijze verkreeg Polen 112.000 km² grond van Duitsland, in ruil voor het afstaan van 187.000 km² aan de Sovjetunie. Liefst 2,2  miljoen Polen moesten verhuizen naar een andere woonplaats, meestal in de nieuwe Poolse gebieden. 

De radicale verandering van de Poolse grenzen. Roze: Duitse gebieden die als gevolg van “Potsdam” bij Polen zijn gevoegd. Grijs: Poolse gebieden in 1939 geannexeerd door de Sovjet-Unie en definitief door Polen afgestaan (nu bij Oekraïne, Wit-Rusland en Litouwen).  Lichtpaars: Poolse gebieden die in 1939 geannexeerd werden door de Sovjet-Unie, maar in 1951 werden teruggegeven. De Curzonlinie was een afbakening van de Poolse oostelijke grens die al in 1919 was voorgesteld.

De verdrijving van de Duitsers

Daarbij was er de vraag wat er met de Duitse bevolking van die gebieden moest gebeuren. Zeer veel Duitsers –  4 tot 5 miljoen  – waren in de voorbije maanden gevlucht voor het Rode Leger. De Sovjets hadden in Potsdam zelfs even beweerd dat alle Duitsers in de oostelijke gebieden vertrokken waren. Er bleven er echter nog 4,5 miljoen over. Uiteindelijk werd bepaald dat de Duitse bevolkingsgroepen die waren gebleven in Polen (ook al lagen de grenzen nog niet vast) naar Duitsland zouden moeten worden overgebracht en dit op een “ordelijke en humane wijze”.  

Stalin en zijn medewerkers in de vergaderzaal in Potsdam.

Daarmee begon een van de grootste “etnische zuiveringen” in de Europese geschiedenis. In de komende jaren zouden nog eens 3,1 miljoen Duitsers hun woonplaats verlaten (volgens Poolse bronnen; de getallen zijn omstreden). Hun eigendommen in Polen werden geconfisqueerd. Bijna een miljoen anderen bleven, maar assimileerden zich met de Poolse bevolking.

De Westerse leiders stemden daarmee in, omdat de aanwezigheid van een grote Duitse minderheid in Polen voor de oorlog tot grote spanningen had geleid en zelfs een aanleiding voor de oorlog zelf was geweest. Dat moest in de toekomst worden vermeden. 

Bovendien leek de haat tussen Duitsers en Polen door de gruwelen van de oorlog zo groot dat men ze moeilijk nog in één staat zag samenleven. En niemand in Potsdam had er problemen mee dat de Duitsers mochten boeten voor wat ze andere volkeren hadden aangedaan… 

Voor de miljoenen ontheemde Duitsers was het hoe dan ook een zeer pijnlijke zaak, te meer daar hun evacuatie lang niet altijd op een “ordelijke en humane wijze” verliep.  

Duitsers die uit Tsjechoslowakije worden verdreven.

De Duitsers in Polen waren niet de enigen die werden verdreven. Meer dan drie miljoen etnische Duitsers in Tsjechoslowakije (de Sudetenduitsers) en enkele honderdduizenden in Hongarije werden overeenkomstig de beslissingen van Potsdam eveneens uitgewezen naar Duitsland.

Vrijwel al deze “verplaatste Duitsers” vestigden zich in Duitsland zelf. Ze werden verdeeld over de geallieerde bezettingszones. Alleen de Fransen lieten geen “verdrevenen” toe in hun bezettingszone, omdat Frankrijk niet aan de conferentie van Potsdam had deelgenomen en zich dus niet gebonden voelde aan de beslissingen.  

De opvang van deze enorme massa vergde natuurlijk enorme inspanningen. De Duitse bevolking ter plekke  had aan alles een tekort.

Russische identificatiepas van de Amerikaanse admiraal Ernest J . King op de conferentie van Potsdam.

De definitieve grens moest later in een vredesverdrag worden vastgelegd. Door de groeiende onenigheid tussen de Sovjet-Unie en de Westerse mogendheden is dat er nooit gekomen.

De Koude Oorlog leidde tot de oprichting van twee Duitse staten, in oost en west. Oost-Duitsland erkende onder druk van de Sovjet-Unie snel de Oder-Neisselinie als grens. West-Duitsland weigerde dat te doen. De miljoenen ontheemden vormden in West-Duitsland een machtige drukkingsgroep. Ze hadden een tijd lang zelfs een eigen partij die deel uitmaakte van de regering. Ze eisten dat ze  ooit terug zouden kunnen naar de verloren Ostgebiete.

Maar toen Duitsland  in 1990 opnieuw verenigd werd, moest het uitdrukkelijk erkennen dat de grenzen met Polen voor eens en altijd vast lagen. Pas toen is eigenlijk een definitief punt gezet achter de Tweede Wereldoorlog. 

Het einde van het bondgenootschap

De conferentie van Potsdam was een laatste demonstratie van geallieerd optimisme. De oorlog was bijna voorbij en de pas opgerichte Verenigde Naties zouden voor een blijvende vrede zorgen. De Grote Drie leken het grotendeels eens te zijn over de toekomst.

Groepsfoto op het einde van de conferentie. V.l.n.r. zittend: Attlee, Truman en Stalin. Staande: de Amerikaanse admiraal Leahy en de drie ministers van Buitenlandse Zaken Bevin (VK), Byrnes (VS) en Molotov (Sovjet-Unie).

De niet opgeloste problemen – zoals de definitieve grenzen van Duitsland – zouden verder worden besproken op afzonderlijke vergaderingen van de ministers van Buitenlandse Zaken. Maar hier zou het fout lopen. Al op de eerste vergadering van de ministers, in december 1945, bleek dat er onenigheid was tussen de Sovjet-Unie en de Westerse mogendheden. Het bondgenootschap viel uiteen, wat enkele jaren later tot de Koude Oorlog leidde. 

Russische herdenkingsmedaille van de conferentie van Potsdam.

Er kwamen ook geen verdere topontmoetingen. Stalin zelf zou tot aan zijn dood,  in 1953, nooit meer een Westerse leider ontmoeten. 

“Potsdam” was het einde van een tijdperk. Het was ook de laatste keer in de geschiedenis dat wereldleiders na een grote oorlog samenkwamen om de kaart van Europa te hertekenen. Zoiets was bijvoorbeeld gebeurd op het Congres van Wenen (1815) of de Parijse vredesconferentie na de Eerste Wereldoorlog (1919).  

Alleen waren de afspraken van Potsdam slechts gedeeltelijk en voorlopig. De Koude Oorlog zou een algemene regeling verhinderen. 

Meest gelezen