ImageGlobe

Een werkloosheidsuitkering na 1 dag werken voor werknemers uit EU-lidstaten: hoe zit dat precies? 

Het Europees Parlement wil dat werknemers uit andere lidstaten al na één dag werken in België aanspraak kunnen maken op een werkloosheidsuitkering. Gisteren werd daarover gestemd in het parlement. Maar hoe zit dat nu precies? Wat zijn de regels en wat zou er veranderen?

analyse
Rob Heirbaut
Rob Heirbaut is Europakenner bij VRT NWS.

Wat bepalen de Europese regels nu?

Er bestaat geen Europees stelsel van sociale zekerheid. Elk land heeft zijn eigen stelsel. Tegelijk werken heel wat Europeanen in een ander land dan het hunne. Die mobiliteit is ook iets wat de Europese Unie tot nu toe heeft proberen te stimuleren. Tekorten op de arbeidsmarkt in één land, kunnen soms opgevangen worden door mensen aan te werven uit andere EU-landen.

Inwoners uit andere EU-landen hebben dezelfde sociale rechten en plichten als Belgen. Ze kunnen uitkeringen krijgen, maar moeten ook bijdragen betalen. Dat is het principe van non-discriminatie. Buitenlanders die bij ons werkloos worden, hebben dus ook recht op een werkloosheidsuitkering. 

Hoe is het in België geregeld?

Een Belg die werkloos wordt, heeft recht op een werkloosheidsuitkering, op voorwaarde dat hij een bepaald aantal dagen gewerkt heeft, in een bepaalde periode voor hij werkloos werd. Wie jonger is dan 36 moet bijvoorbeeld minstens 312 dagen gewerkt hebben in de 21 maanden voor hij werkloos werd.

Dit geldt dus ook voor mensen uit andere EU-landen. De Europese wetgeving bepaalt dat zij ook dagen die ze in ander land hebben gewerkt, kunnen laten meetellen, om aan te tonen dat ze aan de voorwaarden voldoen. 

Eind 2016 heeft België de eigen regels strenger gemaakt: mensen uit andere EU-landen moeten eerst 3 maanden in België gewerkt hebben en bijgedragen hebben aan het sociale zekerheidsstelsel, voor ze recht hebben op een werkloosheidsuitkering . Deze regeling is in overeenstemming met rechtspraak van het Europese Hof van Justitie. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van het loon dat ze in België verdienden, net zoals bij Belgen. Ze moeten ook bewijsstukken voorleggen aan de RVA, om aan te tonen dat ze effectief in een ander EU-land gewerkt hebben.

Hoeveel buitenlanders krijgen een werkloosheidsuitkering?

Uit cijfers van de RVA blijkt dat er op dit ogenblik 33.704 mensen uit een ander EU-land een uitkering krijgen als werkzoekende, en 294.207 Belgen. (Er zijn ook nog 23.947 mensen van buiten de EU die een werkloosheidsvergoeding ontvangen). De grootste groep EU-ontvangers zijn Italianen (8.357), Fransen (6.916) en Nederlanders (4.988). Polen staan op de vijfde plaats (1.936), Roemenen op de zevende plaats (1.748), Bulgaren op de achtste plaats (1.210).

Opvallend: Sinds 2016 (verstrenging van de voorwaarden) is er een daling: in 2016 kregen nog 37.030 EU-onderdanen een uitkering, nu ruim 3.000 minder. Maar ook het aantal Belgische werklozen daalde met 30.000, als gevolg van de economische groei. En ondanks de strengere voorwaarden, steeg het aantal Bulgaren en Roemenen dat een werkloosheidsvergoeding krijgt.

De uitkering zelf is gebaseerd op het loon dat in België werd verdiend gedurende 4 aansluitende weken, in de periode van 3 maanden dat de persoon hier werkte. Anders geldt als basis een “referteloon” van ongeveer 1.500 euro. De regel is dat iemand gedurende de eerste 12 maanden werkloosheid 65 procent krijgt van zijn laatste loon. 

Dit specifieke geval -arbeidsmigranten die na minder dan drie maanden werken een uitkering aanvragen- gaat over een erg beperkt aantal mensen, zo blijkt uit cijfers van het HIVA, het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving. In 2016 (de strengere regels gingen in op 1 oktober van dat jaar) waren er 493 gevallen waarbij arbeidsmigranten uit andere EU-landen minder dan 3 maanden gewerkt hadden in België vooraleer ze een werkloosheidsuitkering aanvroegen. Dat komt neer op 0,7 procent van de jaarlijkse stroom aan nieuwe intra-Europese arbeidsmigranten. 

Wat stelde Europees commissaris Marianne Thyssen voor?

In 2016 publiceerde Marianne Thyssen een voorstel om de Europese regels te wijzigen. In alle landen zou volgens haar de Belgische regel moeten gelden: pas een werkloosheidsuitkering in een ander EU-land indien men daar al 3 maanden gewerkt heeft. Periodes die in een ander EU-land gewerkt zijn, tellen mee. 

Wat willen de Europese lidstaten?

In juni hebben de ministers van Werkgelegenheid van de 28 EU-landen een standpunt ingenomen over het voorstel. Zij vinden dat iemand al na 1 maand werk in een ander EU land, daar een werkloosheidsvergoeding moet kunnen krijgen. Periodes die in een ander EU-land gewerkt zijn tellen mee. België onthield zich bij de stemming. In het voorstel zitten nog andere maatregelen, die de strijd tegen sociale fraude moeten vooruithelpen. Daarom was er vooraf onder alle betrokken kabinetten afgesproken om niet tegen te stemmen, maar om zich te onthouden. 

Wat wil het Europees Parlement?

Gisteren stemde het Europees Parlement over het voorstel. Een meerderheid van de parlementsleden vindt dat iemand al na 1 dag werken in een ander land een uitkering zou moeten krijgen, wanneer hij of zij daar werkloos wordt. Voorstanders zeggen dat dit het allemaal veel eenvoudiger zal maken, dat er minder administratieve rompslomp bij komt kijken dan nu. En dat iemand die werkloos wordt, sneller aan een nieuwe baan zal geholpen kunnen worden.

Hoe moet het nu verder?

Een delegatie van het Europees Parlement gaat nu onderhandelen met de EU-lidstaten (het land dat voorzitter is onderhandelt in naam van de andere landen), tot ze een compromis bereiken. België probeert ervoor te zorgen dat de lat opnieuw op drie maanden wordt gelegd (zoals Europees commissaris Thyssen had voorgesteld). Afwachten of dat gaat lukken. 

Herbekijk het gesprek met Ivo Belet (CD&V) in "De afspraak"

Videospeler inladen...

Meest gelezen