Schilderij in het stadhuis van Antwerpen
Alvesgaspar/Wikimedia Commons/CC BY-SA 4.0

Adel zwaaide de plak in Antwerpen tijdens de Gouden Eeuw

Terwijl in andere grote handelsmetropolen handelaars een groot deel van het bestuur in handen hadden, bestond het Antwerpse stadsbestuur tijdens de zogenoemde Gouden Eeuw van de stad voor driekwart uit edellieden. Dat blijkt uit doctoraatsonderzoek aan de VUB-UA dat deze maand met succes verdedigd werd. 

In zijn Gouden Eeuw , van ongeveer 1490 tot 1560, nam Antwerpen de rol over van Brugge als draaischijf voor de handelseconomie van West-Europa. Antwerpen groeide daarbij uit van een middelgrote Brabantse stad tot de onbetwiste metropool van de Lage Landen. De stad werd de op een na grootste stad ten noorden van de Alpen: rond 1400 woonden er ongeveer 10.000 mensen, rond het midden van de zestiende eeuw waren dat er maar liefst 100.000.

Voor haar doctoraatsonderzoek aan de Vrije Universiteit Brussel-Universiteit Antwerpen onderzocht doctor Janna Everaert de samenstelling van het stadsbestuur voor en tijdens de Gouden Eeuw van Antwerpen. Zij stelde vast dat het bestuur in de Gouden Eeuw voor driekwart uit edellieden bestond en dat is opvallend.  

"Terwijl in andere vergelijkbare handelsmetropolen het stadsbestuur in toenemende mate bevolkt werd door handelaars, namen in Antwerpen steeds meer ridders, schildknapen, heren en jonkers de dagelijkse leiding van de stad op zich", zei Everaert. 

Tot nu toe waren historici vooral geïnteresseerd in die demografische en economische groei van de stad. Aan de impact hiervan op het stadsbestuur en wie daar precies in zat, is veel minder aandacht besteed. 

Nochtans vormt Antwerpen een interessant en uitzonderlijk geval. Terwijl in vergelijkbare handelsmetropolen – zoals 15e-eeuws Brugge, 16e-eeuws Lyon of 17e-eeuws Amsterdam – het stadsbestuur steeds meer werd bevolkt door mannen die rechtstreeks (handelaars) of onrechtstreeks (makelaars en hoteliers) te maken hadden met handel, was dat in Antwerpen niet het geval. 

Geschiedkundigen discussieerden zelfs over de vraag of de economische expansie van de stad ook maar enige invloed heeft gehad op de samenstelling van de politieke elite in Antwerpen in die tijd.  Om een antwoord op die vraag te geven analyseerde Everaert die elite voor de periode van 1400, het begin van de opkomst van Antwerpen, tot 1549, het hoogtepunt van de bloeiperiode. 

Het stadhuis van Antwerpen.
Public domain

Een buitenburgemeester en een binnenburgemeester

In haar doctoraatsonderzoek reconstrueerde Everaert wie er tussen 1400 en 1550 in het Antwerpse stadsbestuur zat als schepen of burgemeester. Ze deed dit op basis van onder meer schepenregisters, het zestiende-eeuwse wethoudersboek, genealogische bronnen en grafschriften.

In deze periode bestond de gemeenteraad van Antwerpen uit 12 schepenen, na 1490 uit 16 schepenen. Vanaf 1409 verkozen die schepenen twee burgemeesters, een buitenburgemeester en een binnenburgemeester.

De buitenburgemeester was iemand van buiten de gemeenteraad en hij werd de belangrijkste van de twee burgemeesters, aangezien hij de stad vertegenwoordigde naar de buitenwereld en ook de woordvoerder was aan het hof. De binnenburgemeester werd verkozen onder de schepenen en was verantwoordelijk voor de interne aangelegenheden van Antwerpen. 

Elk jaar vernieuwde de opperheer van Antwerpen, de hertog van Brabant, de helft van de schepenen, tot 1477 deed hij dat naar eigen goeddunken, na 1477 moest hij de nieuwe schepenen kiezen uit een lijst die de gemeenteraad en de wijkmeesters, vertegenwoordigers van de poorterij, de begoede burgers, hadden opgesteld. 

Dankzij de schepenregisters en het wethoudersboek, waarin de jaarlijkse vernieuwing van de gemeenteraad werd opgetekend, kon Everaert een diepgaand onderzoek voeren naar al de mannen die de 2.177 beschikbare zitjes hebben ingenomen als schepen of burgemeester van de stad tussen 1400 en 1549. Het bleek te gaan om 341 individuen uit 162 verschillende families.  

Een kaart van Antwerpen uit een latere periode, 1624, met een aantal van de belangrijkste gebouwen.
Public domain/Claes Janszoon Visscher, 1624) in Atlas Van der Hagen

Driekwart edellieden

Een eerste conclusie die uit dat bronnenonderzoek naar voren kwam, is dat de economische groei van de stad wel degelijk een invloed heeft gehad op de samenstelling van de gemeenteraad. Ook in Antwerpen kwamen er meer handelaars in de raad naarmate de stad een handelsmetropool werd, al bleef hun aantal beperkt in vergelijking met andere metropolen.

Daar zijn een aantal redenen voor, onder meer het feit dat een schepen een burger van de stad moest zijn en geboren moest zijn in het hertogdom Brabant. Aangezien de handelsgemeenschap in Antwerpen aan het begin van de 16e eeuw vooral bestond uit buitenlandse handelaars, duurde het een generatie of nog langer voor deze handelaars schepen konden worden. 

Plaatselijke handelaars waren zeldzaam, pas in de tweede helft van de 16e kwam de plaatselijke handelsgemeenschap tot volle bloei, en als gevolg daarvan was er een toename van het aantal handelaars in de gemeenteraad tegen 1550. Die trend kwam echter tot een abrupt einde door de Nederlandse Opstand tegen de Spaans-Habsburgse koning Filips II en de daaropvolgende overgave van Antwerpen aan de Spaanse troepen die een einde maakte aan de bloeiperiode van de Antwerpse handel. 

Wie bestuurde er dan wel Antwerpen als er voor 1550 zo weinig handelaars in de gemeenteraad zaten? Het blijkt een sterk met elkaar verweven groep te zijn die in de anderhalve eeuw die het onderzoek beslaat, uit een vijftigtal families bestond, waarvan er een aantal invloedrijke politieke dynastieën waren die een lange tijd bestaan hebben. 

Door emigratie, het uitdoven van families in de mannelijke lijn, wisselend financieel succes en politieke conflicten verdwenen er geregeld wel families uit de politieke elite en konden nieuwkomers hun intrede doen, maar de gevestigde politieke elite had een ijzeren greep over wie hun rangen kon vervoegen. 

De politieke elite in Antwerpen bestond uit een klein aantal families die zich vanuit de gilden hadden kunnen opwerken tot de poorterij, de begoede burgerij, enkele families van handelaars en bovenal uit een grote groep waarvan de rijkdom gebaseerd was op het bezit van land, huurinkomsten en rente. Dat land was vaak onder meer een feodaal landgoed waaraan de families hun adellijke titel ontleenden. 

En de adel slaagde er zelfs nog in zijn aandeel in de gemeenteraad uit te breiden. Vanaf het begin van de 15e eeuw was een derde tot de helft van het stadbestuur in Antwerpen van adellijke afkomst, wat al een erg groot aandeel was. In de loop van de 15e en 16e eeuw groeide hun aantal echter nog tot zowat driekwart.    

"Al van in de vroege vijftiende eeuw zaten er een aantal ridders en edellieden in het stadsbestuur, maar hun aantal stijgt spectaculair wanneer Antwerpen de rol van handelscentrum overneemt van Brugge. Vanaf dat moment werden ongeveer driekwart van de zetels in het stadsbestuur ingenomen door leden van adellijke families. In geen enkele andere stad in de Lage Landen zaten zoveel mensen van adel in het stadsbestuur", zei Everaert.

"Eén van de verklaringen daarvoor is de economische groei van Antwerpen. Die trok niet alleen handelaars en ambachtslieden aan, maar ook edelen, aangezien die in de stad konden genieten van een ruim aanbod aan luxegoederen. Een aantal van die edelen begonnen ook deel te nemen aan de stedelijke politiek. Tegelijk creëerde de economische groei ook kansen voor gewone burgers om aansluiting te vinden bij de adel. Hun toegenomen welvaart zorgde ervoor dat zij interessante huwelijkspartners werden voor de adel en dat de politieke families die konden opklimmen tot die adel zich ook de bijbehorende dure levensstijl konden veroorloven."

Janna Everaert heeft haar doctoraatsonderzoek 'Macht in de Metropool. Politieke elitevorming tijdens de demografische en economische bloeifase van Antwerpen (ca. 1400 – 1550)' verricht onder leiding van professor Anne Winter van de VUB onderzoeksgroep HOST (Historical Research into Urban Transformation Processes), professor Peter Stabel van het Centrum voor Stadsgeschiedenis (CSG) van de UA en professor Frederik Buylaert van de Universiteit Gent. Dit artikel is gebaseerd op een persbericht van de VUB en een samenvatting van de doctoraatsthesis door Everaert voor haar verdediging eerder deze maand.  

Meest gelezen