Meryem El Mandoudi ging ook in een videoreeks aan de slag met de meest gestelde vragen.
Foto: VRT NWS

Dit zijn jouw meest gestelde vragen over de verkiezingen (en de antwoorden)

VRT NWS kreeg via 'Stel je vraag' honderden vragen binnen over de verkiezingen. We hebben een overzicht gemaakt van de meest voorkomende onderwerpen. Alles wat je moet weten over ons politiek systeem, de dag van de verkiezingen en wat er nadien gebeurt, vind je in dit overzicht.

Algemene regels

De eerstvolgende verkiezingen zijn op zondag 9 juni. Dat zijn de federale, regionale en Europese verkiezingen. Voor elk van de 3 verkiezingen moet je apart stemmen, maar wel op dezelfde locatie en op hetzelfde moment.

Op zondag 13 oktober zijn het lokale en provinciale verkiezingen. Ook hier geldt: voor elk van de 2 verkiezingen moet je apart stemmen, maar op dezelfde locatie en op hetzelfde moment.

Ben je ouder dan 18 jaar en woon je in Vlaanderen? Dan moet je 3 keer stemmen. Ten eerste voor het federaal parlement. We verkiezen 150 parlementsleden die beslissingen nemen over nationale zaken (zoals defensie, justitie en volksgezondheid). Daarnaast moet je ook stemmen voor het Vlaams Parlement. Die nemen dan weer beslissingen over zaken als onderwijs, cultuur en mobiliteit. Ten derde zijn er de Europese verkiezingen. We kiezen 22 Belgen die ons land vertegenwoordigen in het Europees Parlement.

Woon je in Brussel, dan moet je misschien 4 keer stemmen. In het stemhokje moet je aangeven of je Nederlandstalig of Franstalig stemt. Stem je Nederlandstalig, dan moet je 4 keer stemmen. Naast het Europees, federaal en Vlaams Parlement komt er ook het Brussels Parlement bij.

Ben je 16 of 17 jaar, dan moet je sinds dit jaar stemmen voor de verkiezingen van het Europees Parlement.

Ten laatste 15 dagen voor de verkiezingen krijg je per post een oproepingsbrief. Daarin staat op welke locatie in je gemeente je precies moet zijn. Dat is vaak in het lokale buurthuis, cultuurcentrum, school of sporthal in je gemeente.

De stembureaus zijn geopend vanaf 8 uur ’s ochtends, het sluitingsuur hangt af van hoe er gestemd wordt. In de gemeenten waar nog op papier gestemd wordt, sluiten de bureaus om 14 uur. In de gemeenten waar elektronisch gestemd wordt, kan je tot 16 uur terecht.

De gemeente zet ook een richtuur op de oproepingsbrieven om wachttijden te vermijden. Je bent niet verplicht om op dit tijdstip te gaan stemmen, maar het wordt wel sterk aangeraden door de overheid. Online stemmen gaat niet. Je zal dus fysiek naar het stemhokje in je gemeente moeten. Meer info vind je op de website van je gemeente.

Bij de Europese verkiezingen verkiezen we het Europees Parlement. Daarin zitten in totaal 720 parlementsleden, die alle Europese lidstaten vertegenwoordigen. Elk land mag een bepaald aantal mensen afvaardigen, afhankelijk van de bevolkingsgrootte.

België wordt in Europa vertegenwoordigd door 22 parlementsleden. De Nederlandstalige Belgen kunnen 13 zetels verdelen, de Franstaligen 8 zetels, en de Duitstaligen 1.

Vlamingen kunnen enkel op Nederlandstalige politici stemmen. Brusselaars moeten kiezen of ze op Nederlandstalige of Franstalige kandidaten stemmen. Hier vind je een overzicht van de Europese lijsttrekkers.

Er wordt bij de zetelverdeling wel rekening gehouden met kleinere landen als België, zodat ook wij voldoende vertegenwoordigd worden. Daarom heeft ons land - met 22 parlementsleden voor 11,5 miljoen inwoners - maar een derde minder parlementsleden dan een groot land als Spanje - met 63 parlementsleden voor 47 miljoen inwoners.

Ben je je oproepingsbrief verloren? Dan kan je een kopie afhalen bij je gemeentebestuur. Het gemeentebestuur is open op de dag van de verkiezingen tot de sluiting van de stembureaus. Sommige gemeenten bieden een digitale versie aan via eBox, een digitaal loket voor overheidsdocumenten.

Je moet gaan, maar je moet niet stemmen. Er is een opkomstplicht voor de federale, Vlaamse, Brusselse, Waalse en Europese verkiezingen. Iedereen die mag stemmen, moet op de dag van de verkiezingen naar het stembureau om daar een stemhokje binnen te wandelen.

In het stemhokje doe je wat je wil. Je kan kiezen om niet te stemmen, blanco te stemmen of ongeldig te stemmen. Bij de gemeenteraads- en provinciale verkiezingen in oktober is er geen stemplicht en geen opkomstplicht.

Als je niet komt opdagen bij het stembureau en daar geen geldige reden voor hebt, riskeer je een geldboete van 40 tot 80 euro. In het verleden heeft het gerecht zelden of nooit boetes gegeven aan mensen die niet kwamen opdagen. 

Als je in een periode van 15 jaar 4 keer niet komt opdagen bij de verkiezingen, kan je je burgerrechten en dus ook je stemrecht verliezen. 

In het stemhokje

Op een stembiljet staan alle politieke partijen die opkomen binnen die verkiezing, netjes opgedeeld in een lijst per partij. Op elke partijlijst zie je welke kandidaten voor de partij opkomen in jouw kieskring. Je kan een lijststem geven, maar ook op kandidaten of kandidaat-opvolgers.

Een kandidaat is iemand die rechtstreeks verkozen kan worden, als hij of zij genoeg stemmen heeft. Een kandidaat-opvolger wordt niet rechtstreeks verkozen, maar zal een kandidaat vervangen wanneer die zijn of haar zetel niet opneemt.

Sinds 1965 stemmen we door met een rood potlood het vakje van de partij of kandidaat aan te duiden. Voordien gebruikte België een zwart potlood. De rode kleur geeft meer contrast met de wit-zwarte druk van de stemformulieren, waardoor het tellen van de stemmen makkelijker zou moeten verlopen.

Wie digitaal stemt, moet via een computerscherm zijn of haar stem ingeven.

Als je stemt op een lijst van een partij dan aanvaard je de volgorde tussen de kandidaten die rechtstreeks verkozen raken en de kandidaat-opvolgers. De lijststemmen gaan eerst naar de lijsttrekker, tot hij of zij voldoende stemmen heeft om verkozen te raken. De andere stemmen gaan naar de tweede kandidaat, nadien naar de derde en zo verder tot de stemmen op zijn. 

Als je stemt op een persoon op de lijst – een voorkeurstem – dan geef je je stem ook effectief aan die persoon. Dat kan een kandidaat zijn die rechtstreeks verkozen kan worden of een kandidaat-opvolger. Je kan op meerdere namen stemmen. Je kan ook op namen en een lijst stemmen, maar de lijststem zal dan niet meetellen.

Er zijn verschillende manieren om een geldige stem uit te brengen:

  • Je kan stemmen op de volledige lijst van 1 partij. Dat noemen we een lijststem. Dat doe je door het bolletje bovenaan de lijst, bij de partijnaam in te kleuren.
  • Je kan stemmen op 1 of meerdere kandidaten binnen de lijst van 1 partij. Dat noemen we een naamstem of voorkeurstem. Dat doe je door het bolletje voor de naam van de kandidaat in te kleuren.
  • Je kan stemmen op 1 of meerdere kandidaten én kandidaat-opvolgers binnen de lijst van 1 partij. Dat doe je door het bolletje voor de naam van de kandidaat in te kleuren.
  • Je kan stemmen op 1 of meerdere kandidaat-opvolgers binnen de lijst van 1 partij. Dat doe je door het bolletje voor de naam van de kandidaat in te kleuren.

Als je stemt op én de lijst én op kandidaten binnen die lijst, telt de lijststem niet mee. Je stem gaat dan naar de kandidaten die je hebt verkozen. Je kan ook blanco stemmen: dan stem je voor geen enkele lijst, kandidaat of opvolger. 

Bij een elektronisch bureau zal de computer een foutmelding geven. Bij potlood en papier ga je uit het stemhokje en zeg je dat aan de voorzitter van het stembureau. Je geeft je stembiljet af en krijgt een nieuw biljet. Ze verscheuren je foute biljet meteen, zodat het niet bij de rest komt. 

Heb je je vergist van partij? Ga dan ook naar de voorzitter. Bij een elektronisch bureau krijg je een nieuwe chipkaart – als je chipkaart nog niet gescand is – en die zal je dan een nieuwe kaart geven. Bij stemmen op papier krijg je een nieuw stembiljet als je foute formulier nog niet in de stembus zit.

Als je gaat stemmen in een elektronisch stembureau, is het onmogelijk om ongeldig te stemmen. De stemcomputer geeft dan een foutmelding. Als je op papier je stem uitbrengt, is dat makkelijker. Als je bepaalde zaken doorstreept, een tekening maakt op je formulier of je beschadigt het formulier, is je stem ongeldig. Je stemt ook ongeldig als je op meerdere partijen stemt.

Ja, dat moet. In België is een stemming geheim, dus niemand mag weten hoe je gestemd hebt. Het is dus niet mogelijk om je stemming op papier onmiddellijk in de stembus te steken. Bij een stem via de computer moet de kiezer zijn chipkaart in de computer steken en krijg je na je (blanco) stem een stembiljet. Als je zonder biljet buiten komt, kan iedereen zien dat je niet hebt gestemd. Als je weigert binnen te gaan, word je genoteerd als afwezige kiezer.

Het is niet verboden om een foto te nemen in het stemhokje. De zogenaamde ‘stemfies’ hebben in het verleden al voor heel wat discussie gezorgd. Juristen wijzen erop dat het geheim houden van de stemming een recht is en geen plicht. Een stemming is anoniem en geheim, anderen mogen jouw stem dus niet bekendmaken. Maar jij bent niet verplicht om je eigen stem geheim te houden. 

Een foto maken buiten het stemhokje, bijvoorbeeld wanneer je je stembrief afgeeft, is wel verboden. En je mag ook niets doen dat de stembusgang kan vertragen.

Neen, dat mag niet. Aangezien een stemming anoniem en geheim moet blijven, moet je alleen het stemhokje binnengaan.

Tijdens de verkiezingen van 2019 hebben zo’n 430.000 mensen blanco of ongeldig gestemd. Veel mensen denken dat je stem naar de meest verkozen partij gaat als je blanco stemt. Dat klopt niet. 

Kom je niet opdagen, stem je blanco of stem je ongeldig, dan zeg je eigenlijk: ik leg mij neer bij de keuze van de andere kiezers en ik accepteer dat mijn stem voor de vuilbak is.

De blanco stemmen blijven echter niet helemaal zonder gevolg. Na de verkiezingen worden de zetels in het parlement verdeeld op basis van het totale aantal geldige stemmen. Ongeldige en blanco stemmen tellen niet mee, dus heeft een partij aan minder geldige stemmen genoeg om een zetel binnen te halen. Na de verkiezingen krijgen partijen overigens per geldige stem een bepaald bedrag (in het federaal parlement bijvoorbeeld 5 euro per geldige stem per jaar). Hoe minder geldige stemmen er zijn, hoe minder geld er naar de partijen gaat.

 

Sinds dit jaar kan je niet alleen blanco stemmen, maar ook op de partij ‘Blanco’. De partij richt zich op kiezers die zich niet vertegenwoordigd voelen door gelijk welke andere partij en wil het blanco stemmen veranderen. Ze willen de kieswet zo veranderen dat kiezen voor een "niet-toegewezen zetel" mogelijk wordt in de toekomst. Een blanco stem zou daardoor tot een lege zetel in het parlement kunnen leiden, als de partij de kiesdrempel haalt.  

Daarnaast belooft de partij om zich bij alle andere wetsvoorstellen te onthouden en dus niet mee te stemmen.

Stembureaus waar je met papier en potlood moet stemmen, zijn open van 8 uur tot 14 uur. Elektronische stembureaus blijven langer open, tot 16 uur. Dat komt omdat de papieren stembiljetten handmatig geteld moeten worden en bij een elektronisch bureau houdt de stemcomputer alle stemmen bij. Het manueel tellen bij de papieren biljetten duurt dus vanzelfsprekend langer. 

Vlaamse gemeenten in België zijn niet verplicht om voor elektronisch stemmen te kiezen. In Vlaanderen stemt ongeveer de helft van de gemeenten elektronisch. Alle Brusselse gemeenten en Duitstalige gemeenten stemmen wel elektronisch. In Wallonië stemt dan weer elke gemeente via potlood en papier, omdat ze elektronisch stemmen niet volledig vertrouwen en omdat het hoge kosten met zich meedraagt.

Volmachten

Hoewel er voor de federale, Vlaamse, Brusselse, Waalse en Europese verkiezingen opkomstplicht geldt (je moet gaan, maar je moet niet stemmen), zijn er toch enkele uitzonderingen: bij ziekte of handicap, als je moet gaan werken, als je in het buitenland bent (voor je werk of op vakantie), als je moet studeren, als je je geloofsovertuiging moet uitoefenen of als je door een rechtelijke straf je woning niet mag verlaten of in de gevangenis zit. Voor al die redenen kan je een volmacht geven aan iemand om in jouw plaats te stemmen. Die persoon moet wel stemgerechtigd zijn en in dezelfde kieskring wonen.

Je kan een volmachtformulier aanvragen via de dienst Binnenlandse Zaken. Op je formulier moet wel een bewijs staan van je afwezigheid. Een dokter (bij ziekte), de schooldirectie (bij examens) of de burgemeester (als je op vakantie bent) moet ook het formulier invullen.

Je kan een volmacht geven aan een stemgerechtigd persoon die in dezelfde kieskring woont. Hij of zij mag dan in jouw plaats gaan stemmen. Je kan zo’n volmachtformulier aanvragen bij de dienst Binnenlandse Zaken. Doe dat op tijd, want je burgemeester moet het formulier ook invullen als bewijs dat je op de dag van de verkiezingen niet in het land bent. 

Indien ze niet in staat is om naar het stembureau te gaan, moet ze een volmacht geven aan iemand om in haar plaats te stemmen. Ze kan via het volmachtformulier van Binnenlandse Zaken ook een bewijs vragen van de huisdokter.  

Neen, voor personen met een verstandelijke beperking kan je met een volmacht werken. Iemand anders gaat dan in de plaats stemmen. Die persoon moet wel stemgerechtigd zijn en in dezelfde kieskring wonen. Voor zo’n volmacht moet je een formulier invullen bij de dienst Binnenlandse Zaken. Ook je huisarts zal dat formulier mee invullen, als bewijs voor de exacte reden waarom hij of zij niet kan stemmen. 

Toch kan je vader een volmacht geven, als op zijn identiteitskaart staat dat hij ‘onbekwaam is verklaard om te ondertekenen’. Op de volmacht zal dan vermeld worden dat hij niet in staat is om te tekenen. 

Als je niet kan gaan stemmen en je wil geen volmacht geven, is er nog een tweede optie. Je kan jouw onthoudingsredenen doorsturen naar de vrederechter van jouw kanton. Die zal dan oordelen of de redenen verantwoord zijn om niet te gaan stemmen. Als de rechter beslist dat de redenen ongeldig zijn, kan je of een volmacht geven aan iemand binnen jouw kieskring of niet komen opdagen. In dat laatste geval, riskeer je wel een geldboete.

Om in contact te komen met de vrederechter van jouw kanton, kan je altijd terecht bij het stads- of gemeentebestuur.

De regel is simpel: als je 16 jaar of ouder bent op verkiezingsdag, op 9 juni, moet je gaan stemmen voor de Europese verkiezingen. Dat geldt voor de duidelijkheid tot op de dag van de verkiezingen: word je op 9 juni nog 16, dan moet je gaan stemmen. Blaas je na de verkiezingsdag nog 16 kaarsjes uit, kan je niet gaan stemmen. 

Als je niet de Belgische nationaliteit draagt, mag je niet stemmen voor de federale, Vlaamse, Brusselse of Waalse verkiezingen. Als je als Nederlander – of andere burger van een EU-lidstaat – bent ingeschreven in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente, mag je wel stemmen voor de Europese verkiezingen.  

Nieuwe partijen

Naast de traditionele partijen komen er ook nog een heleboel kleinere of nieuwe partijen op bij de verkiezingen. Hier vind je een overzicht van kleinere en nieuwe partijen en waar ze voor staan.

Bij elke verkiezing duiken er nieuwe partijen op die willen doorbreken. Dat heeft verschillende oorzaken. Sommige partijen spelen duidelijk in op internationale tendensen. Een partij wordt in ons land opgericht omdat een soortgelijke partij in het buitenland succes had. Bovendien brokkelt het politieke centrum in België al een tijdje af. De centrumpartijen worden kleiner, de uitersten groter. Daardoor heerst het gevoel dat er iets nieuws moet komen. 

Nieuwe partijen hebben het niet makkelijk om in België een verkozene in het parlement te krijgen. Om te beginnen moeten ze genoeg mensen vinden die zich kandidaat willen stellen. Op elke ingediende kieslijst moet minstens 1 kandidaat staan en – afhankelijk van welke verkiezing – ook opvolgers. Als je in alle kieskringen met volledige lijsten wil opkomen, heb je honderden mensen nodig.

Daarnaast speelt ook de partijfinanciering een rol. Partijen krijgen in ons land geld van de overheid per zetel in het parlement. Nieuwe partijen moeten dus teren op privégiften van bedrijven en particulieren om voldoende aandacht te krijgen.

En dan is er nog de kiesdrempel: een partij moet minstens 5 procent van de stemmen halen in een kieskring voor ze een zetel kan krijgen in het parlement. Het is dus een hele uitdaging, maar onmogelijk is het niet. Of er effectief kandidaten uit die nieuwe partijen een zitje in het parlement kunnen bemachtigen, zal moeten blijken. Hier lees je meer over de opkomst van nieuwe partijen.

Kieskringen en kieslijsten

Een kieskring is een gebied waar bij de verkiezingen op dezelfde kandidaten gestemd kan worden. Je kieskring komt overeen met de provincie (of het gewest) waarin je woont. Je kan dan ook enkel stemmen op de kandidaten die binnen jouw kieskring opkomen. Je hebt kieskringen voor zowel de Vlaamse, Waalse, Brusselse als de federale verkiezingen.

Dat komt omdat Tom Van Grieken opkomt in de Antwerpse kieskring. Je kan enkel stemmen voor kandidaten die opkomen in je eigen kieskring. Als West-Vlaming kan je dus bijvoorbeeld enkel stemmen op kandidaten in de West-Vlaamse kieskring. Hetzelfde bij het tweede voorbeeld. Gwendolyn Rutten komt voor Open VLD op in de Vlaams-Brabantse kieskring en kan je er als Limburger dus niet op stemmen.  

Bij verkiezingen kunnen mensen stemmen op verschillende politici. Die worden per partij op een lijst gezet, zodat je als kiezer een duidelijk overzicht hebt. Helemaal bovenaan die lijst staat de lijsttrekker. Die plaats is de meest zichtbare en belangrijkste plaats op de kandidatenlijst, want dat is de plaats die meteen in het oog springt. Partijen kiezen dan ook voor een herkenbare en belangrijke kop als lijsttrekker, die veel stemmen kan halen en zo de rest van de kandidatenlijst zogezegd vooruit trekt. Hier ontdek je wie in juni lijsttrekker is op Europees, federaal en Vlaams niveau.

Helemaal onderaan de lijst staat de lijstduwer. Die plek is eveneens belangrijk, omdat de meeste mensen vooral op de eerste én laatste plaats naar herkenbare namen zoeken als ze door de lijst gaan. Het gaat meestal dan ook om mensen die vooral de rest van de lijst willen steunen: bijvoorbeeld een politicus die aan het einde van zijn carrière is.

Politieke partijen en politici

De wettelijke kiesdrempel ligt voor elke verkiezing op 5 procent. Als een partij in een kieskring geen 5 procent haalt van het totaal aantal geldige stemmen, dan wordt die partij uitgesloten in de zetelverdeling van die kieskring. 

De zetelverdeling voor elk parlement wordt bepaald per kieskring. De (ietwat complexe) berekening gaat als volgt: eerst wordt het stemcijfer per partij geteld, ofwel het totaal aantal geldige stemmen (lijststemmen + naamstemmen). Alle stemcijfers worden dan gedeeld door 1, 2, 3, 4, enzovoort. Zo krijg je verschillende quotiënten.

Om de kiesdeler te zoeken, kijken we naar het aantal te verdelen zetels. In een kieskring waar je 33 zetels hebt voor het parlement, kijken we dus naar het 33e hoogste quotiënt. Dat getal is de kiesdeler en wordt door het aantal geldige stemmen per partij gedeeld om het aantal zetels per partij te kennen.

Een lijstduwer is verkozen - en heeft een zitje in het parlement - wanneer hij of zij voldoende voorkeurstemmen heeft binnengehaald binnen zijn of haar kieskring. Hoeveel stemmen je daarvoor nodig hebt, hangt af van het 'verkiesbaarheidscijfer'. Dat cijfer wordt bepaald door het aantal geldige stemmen van een partij, gedeeld door het aantal zetels dat de partij krijgt voor die kieskring in het parlement, + 1. Als een partij dus 12 zetels heeft, wordt het aantal stemmen van een partij gedeeld door 13.

Als de lijstduwer meer voorkeurstemmen heeft dan het verkiesbaarheidscijfer, is hij of zij verkozen. Er is nog een tweede optie. De helft van alle partijstemmen wordt verdeeld onder de kandidaten van wie het aantal stemmen onder het verkiesbaarheidscijfer ligt. Door die partijstemmen kunnen ze dan toch nog verkozen raken. Dat gebeurt in volgorde van de lijst en tot die stemmen op zijn. Een lijstduwer – die laatste op de lijst staat – heeft wel bijna nooit de kans om partijstemmen te halen als hij of zij nog niet verkozen is.

Niet per se. Om minister te worden heb je welgeteld 0 stemmen nodig. Wanneer we gaan stemmen, kiezen wij niet de ministers. We kiezen de parlementsleden die ons vertegenwoordigen in het parlement.

Wie dan wel de ministers aanduidt? Officieel is dat voor de federale regering de koning, maar eigenlijk beslissen de partijvoorzitters wie minister wordt. Na de verkiezingen onderhandelen de voorzitters over wat de nieuwe regering gaat doen. Dan beslissen ze wie minister wordt. Dat kan iemand zijn die niet heeft deelgenomen aan de verkiezingen en dus niet verkozen is. Uiteindelijk is het wel het parlement, dat we wél verkozen hebben, dat zijn goedkeuring moet geven aan de regering. Wij kiezen met andere woorden de mensen die de ministers moeten goedkeuren.

Bijna onmiddellijk na de verkiezingen start het formatieproces, waarbij politieke partijen die hebben deelgenomen aan de verkiezingen een regering proberen te vormen. Na de beslissing over welke partijen samen een coalitie vormen (en dus een regering), worden de ministerposten verdeeld.

Zo is de post van de premier 1,5 punt waard binnen het systeem. Ook de vicepremiers en de Eurocommissaris (een soort Europese minister) zijn zoveel waard. Een “gewone” ministerpost telt voor 1 punt, net als het zitje van de Kamervoorzitter. Dat van de Senaatsvoorzitter is maar een half puntje waard. Hetzelfde geldt voor de posten van staatssecretarissen. Bij de verdeling telt ook de inhoud van de bevoegdheden mee. Zo is Volksgezondheid populairder dan de Regie der Gebouwen.

Ondanks het puntensysteem is de verdeling geen absolute wiskunde; er kan nog onderhandeld worden. Stel dat de grootste partij het premierschap zou afstaan aan een kleinere partij, dan kan dat gecompenseerd worden met andere belangrijke bevoegdheden.

Een politicus is iedereen die in een bepaalde functie aan het politieke leven deelneemt. Dat zijn er heel veel: gemeenteraadsleden, schepenen, burgemeesters, provincieraadsleden, OCMW-raadsleden, parlementsleden, ministers, partijvoorzitters en ga zo maar door. Die allemaal tellen is een onbegonnen werk. 

Daarom beperken we ons even tot de 6 parlementen en 6 regeringen in ons land: het federale parlement en de federale regering, het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering, het Waals Parlement en de Waalse regering, het Parlement van de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapsregering, het Brussels Parlement en de Brusselse regering en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en de regering van de Duitstalige Gemeenschap. 

In al die regeringen en parlementen samen zitten 523 politici. Is dat veel? Het is moeilijk dat aantal te vergelijken met andere landen, want elk land heeft zijn eigen systeem van regeringen en deelstaatregeringen.

Hoeveel een politicus verdient, hangt van verschillende factoren af. In welk parlement zit hij of zij? Combineert hij of zij mandaten, bijvoorbeeld als burgemeester en parlementslid? Dat maakt een groot verschil voor wat er uiteindelijk op het loonbriefje staat. 

De politieke partijen in ons land hebben veel geld. Het grootste deel krijgen de partijen van de overheid, een overheidsdotatie. Dat is belastinggeld. Hoe meer stemmen een partij haalt, hoe meer geld ze jaarlijks krijgen. In het federaal parlement is dat bijvoorbeeld vijf euro per geldige stem, per jaar.

Dat betekent ook dat kleine partijen minder geld krijgen. En partijen die niet in het parlement zitten, omdat ze te weinig stemmen haalden of omdat ze nieuw zijn en nog niet hebben deelgenomen aan verkiezingen, krijgen helemaal geen geld van de overheid.

In totaal krijgen de Belgische politieke partijen jaarlijks 78 miljoen euro aan partijfinanciering. Over dat bedrag heerst al lang discussie. Zo goed als alle partijen zijn het erover eens dat het te veel geld is, maar tot een hervorming geraakt het niet. Partijen die groot zijn (of zullen worden), zijn voor een halvering van de som, partijen die klein zijn (of dat dreigen te worden), zijn voor een maximumplafond.

De termen links en rechts gaan over de ideologie van de politieke partijen. Algemeen genomen zijn partijen die het label ‘links’ opgeplakt krijgen progressief, partijen die we als rechts bestempelen zijn eerder conservatief.

Als het gaat over economie pleiten linkse partijen voor meer macht in handen van de overheid om zo steun te bieden aan mensen die het moeilijk hebben. Economisch rechtse partijen willen net minder overheidsbemoeienis en minder belastingen.

Sommige partijen zijn duidelijk links of rechts, andere partijen zijn dan weer op het ene thema ‘links’ en op het andere standpunt ‘rechts’. Dat is vaak het geval voor centrumpartijen, die zichzelf niet uitgesproken links of rechts noemen. Bijvoorbeeld de CD&V.

Daartegenover staan de partijen die zich net heel erg profileren als rechts of links. Die partijen noemen we radicaal-links, zoals de PVDA, of radicaal-rechts, zoals het Vlaams Belang.    

Varia

Ons land zit qua structuur behoorlijk ingewikkeld in elkaar. België is een federale staat. Dat betekent dat er 1 centrale (oftewel federale) regering met 1 federaal parlement is (bestaande uit de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat), maar dat er daarnaast ook op het niveau van deelstaten wordt bestuurd. 

 

In België zijn dat 3 gewesten (het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en 3 gemeenschappen (de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschap) die óók elk een eigen parlement en een eigen regering hebben (al is in Vlaanderen de regering van de gemeenschap en het gewest wel samengevoegd). 

In totaal zijn er dus 6 regeringen:

  • De federale regering
  • De Vlaamse regering (waarin het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap zijn samengevoegd)
  • De Waalse regering (voor het Waals Gewest)
  • De Brusselse regering (voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
  • De regering van de Franse Gemeenschap
  • De regering van de Duitstalige Gemeenschap

De federale regering is verantwoordelijk voor zaken die heel België aangaan zoals Defensie, Justitie en Buitenlandse Zaken. De gemeenschappen zijn verantwoordelijk voor persoonsgebonden beleid, de gewesten beslissen over sociaaleconomisch beleid. 

België heeft gekozen voor federalisme, omdat de verschillen tussen de taalgroepen in ons land op sommige vlakken onverzoenbaar groot zijn.

Elke gemeenschap en elk gewest heeft een eigen regering en parlement. Een regering is een uitvoerende macht en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de besluiten die door het parlement zijn goedgekeurd. Een regering is ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de jaarlijkse begrotingen en het dagelijks bestuur van de gemeenschap of het gewest.

Het parlement is de wetgevende macht waarin volksvertegenwoordigers zitten die verkozen worden tijdens de verkiezingen. Een parlement moet besluiten goedkeuren, de regering benoemen en controleren en de begroting goedkeuren. Het parlement is dus cruciaal bij het tot stand komen van nieuwe regelgeving.

De Senaat vormt samen met de Kamer van Volksvertegenwoordigers het parlement op federaal niveau. De Senaat bestaat uit 60 senatoren: 50 deelstaatsenatoren afkomstig uit alle parlementen in ons land en 10 gecoöpteerde senatoren. 

De deelstaatsenatoren zijn afkomstig uit de parlementen van ons land. Partijen mogen zelf kiezen welke parlementsleden ze naar de Senaat sturen. Je kan als burger (in tegenstelling tot vroeger) niet rechtstreeks deelstaatsenatoren verkiezen, maar op parlementsleden kan je wel stemmen. Onrechtstreeks zijn deelstaatsenatoren dus toch volksvertegenwoordigers. Er zitten daarnaast nog 10 gecoöpteerde senatoren in de Senaat. De deelsenatoren mogen kiezen welke 10 mensen dat zijn. 6 gecoöpteerde senatoren worden aangewezen door de Nederlandse taalgroep en 4 door de Franse taalgroep. 

Sinds eind 2011 is de bevoegdheid van de Senaat drastisch ingeperkt. De senatoren komen slechts 8 keer per jaar samen en kunnen hun stem vooral laten horen over de Grondwet en over wetgeving rond de werking van onze staat en de instellingen. 

Er gaan al jaren stemmen op om de Senaat af te schaffen, maar niet alle politieke partijen zijn het daarover eens.

Elke provincie heeft een dagelijks bestuur (deputatie) en een provincieraad. Ze voeren een beleid binnen de grenzen van de provincie. Denk maar aan het beheer van natuurgebieden, waterwegen of fiets- en voetpaden. Ze voeren taken uit die het lokale overstijgen. De provincies voeren ook taken uit op verzoek van de federale of Vlaamse overheid of de gemeenten en OCMW’s. Tot slot fungeren ze als bruggenbouwer tussen overheden, lokale besturen en privé-organisaties om oplossingen te zoeken voor maatschappelijke problemen.

Die beslissingen worden genomen door de provincieraad, waarvan de leden rechtstreeks verkozen worden voor 6 jaar. Binnen die raad is er een deputatie aangesteld die de besluiten van de provincieraad uitvoert en het dagelijks bestuur verzekert. Aan het hoofd van die deputatie staat de provinciegouverneur. Hij wordt aangesteld door de Vlaamse regering.  

Het cordon sanitaire werd ingevoerd nadat op de verkiezingen van 24 november 1991 het Vlaams Blok (vandaag Vlaams Belang) erg goed scoorde. Kort daarna maakten de andere Vlaamse partijen de onderlinge afspraak om nooit met Vlaams Blok samen te werken, omdat ze de standpunten van de partij racistisch vonden. 

Op 14 november 2004 werd het Vlaams Blok opgedoekt en werd in plaats daarvan het Vlaams Belang opgericht. Er kwam geen nieuw schriftelijk akkoord over het cordon sanitaire, maar de afspraak hield wel stand. Nu Vlaams Belang hoog scoort in de peilingen, laait de discussie op of het cordon moet standhouden. Sommigen vinden het ondemocratisch dat een partij op voorhand al wordt uitgesloten.

Zit je toch nog met een vraag? Stel ze dan hier.

Meest gelezen